Toets 1 Diversiteit

SW1: Lesdag 3
Diversiteit, discriminatie, vooroordelen, etc.
1 / 43
next
Slide 1: Slide
sociaal werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

SW1: Lesdag 3
Diversiteit, discriminatie, vooroordelen, etc.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Quiz Lesdag 3: SW 1

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een goed ander woord voor "diversiteit"?
A
Anders
B
Polarisatie
C
Veranderen
D
Verscheidenheid

Slide 3 - Quiz

In het woord diversiteit zit het woord 'divers'. divers betekent verschillend. 
Het woord "diversiteit" wordt gebruikt om...... te beschrijven
A
mix van verschillen tussen mensen
B
verschillen tussen mensen binnen een cultuur
C
alle verschillen tussen mensen uit andere culturen
D
normen en waarden binnen een cultuur / subgroep

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Verschillen tussen mensen zijn altijd zichtbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent culturele diversiteit?
A
Verschillen in de communicatie bij culturele groeperingen
B
Veel geloven bij elkaar in de regio
C
Een verscheidenheid aan groepen en subgroepen in een samenleving
D
De verscheidenheid aan culturen binnen een specifieke regio, of in de wereld in zijn geheel.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is verzuiling?
A
De scheiding tussen katholieken en protestanten
B
Een in groepen verdeelde samenleving
C
Een strijd om kiesrecht
D
Onderdeel van industrialisatie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een pluriforme samenleving?
A
Er zijn veel verschillende groepen en stromingen in een land
B
Er zijn vooral veel verschillende geloven in een land
C
Er is weinig diversiteit in een land
D
Veel mensen in een land hebben een andere geschiedenis.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Ontzuiling betekent:
A
Steeds meer eigen keuzes maken, minder gedragen als deel van een groep.
B
De invloed van de kerk en het geloof wordt minder.
C
Mensen laten hun eigen zuil los. Stemmen bijv. op andere partijen.
D
De samenleving is verdeeld in groepen, waarbinnen mensen leven.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stereotypering?
A
Discriminatie
B
een uitvergroot beeld van een groep mensen: kunnen leiden tot vooroordelen en discriminatie.
C
Een vorm van racisme
D
Stigmatisering en discrimineren (groep)

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een stereotype?
A
Een aanname over een groep mensen
B
"hokjes denken"
C
Oordeel over een groep mensen
D
Overdreven beeld van een persoon uit bepaalde groep

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN voorbeeld van een stereotypering ?
A
Surinamers zijn lui
B
Blondjes zijn dom
C
Die boer met dat twentesjaaltje
D
Marokkanen zijn criminelen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een vooroordeel?
A
Een mening hebben over iemand.
B
Een mening hebben die je niet durft te zeggen.
C
Een mening over iemand hebben zonder de feiten te kennen.
D
Iemand pesten die nieuw is.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hij komt uit een ander land, dus hij begrijpt ons niet. ​
A
Vooroordeel
B
Oordeel
C
Stereotypering
D
Generaliseren

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De belangrijkste rechten en plichten staan omschreven in
A
de Grondwet
B
de Verkeerswet
C
de Rechtsregels
D
het Wetboek van strafrecht

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Gelijkheid is het zelfde als gelijkwaardigheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Een multiculturele samenleving is......
A
een land waarin alle culturen even belangrijk zijn
B
een land waarin men tot 1 cultuur moet gaan behoren
C
een land waar mensen van verschillende culturen en etniciteit samenleven
D
een land waar veel mensen naartoe vluchten

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met:
"De rechten en plichten van de Nederlandse burger"?
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten: aanspraak op bepaald iets. Plichten: wat je moet doen of laten.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Recht of plicht?

Getuigen voor de rechtbank
A
Recht
B
Plicht

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welk kenmerk van de rechtsstaat komt in gevaar als er sprake is van ‘etnisch profileren’ door de politie?

A
machtenscheiding
B
rechtsgelijkheid
C
rechtszekerheid
D
veiligheid

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Waarmee is ‘etnisch profileren’ in strijd?
A
met artikel 1 van de Grondwet
B
met de machtenscheiding
C
met de vrijheid van godsdienst
D
met het recht op privacy

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is discriminatie?
A
Verschil maken tussen mensen
B
Verschil maken tussen mensen op basis van niet-relevante kenmerken
C
Verschil maken tussen mensen op basis van relevante kenmerken
D
Verschil maken tussen mensen in verschillende situaties

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Tussen Nederlanders bestaan ook cultuurverschillen.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Assimilatie is ...........
aan de nieuwe cultuur in het land waar jij bent gaan wonen.
A
volledige aanpassing
B
geen aanpassing
C
gedeeltelijke aanpassing
D

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Segregatie is .........
aan de nieuwe cultuur in het land waar jij bent gaan wonen.
A
volledige aanpassing
B
geen aanpassing
C
gedeeltelijke aanpassing
D
geen van deze drie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent islamofobie?
A
Angst voor fundamentalisten
B
Angst voor IS
C
Angst voor de islam en moslims
D
Angst voor vrouwen die burka's dragen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie. Dit noem je:

A
Gelijke rechten
B
Feminisme
C
Emancipatie
D
Assimilatie

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Streven om het eigen volk boven alles te stellen / nadruk op de eigen natie (eigen land) en het vreemde te verwerpen. Dit noem je?
A
Populisme
B
Nationalisme
C
Contracultuur
D
Institutionalisering

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Aansluiting bij een andere bestaande cultuur zonder je eigen cultuur af te wijzen. Dit noem je?
A
Marginalisatie
B
Integratie
C
Assimilatie
D
Segregatie

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Cultuurverschillen ontstaan altijd door verschillen in levensbeschouwing
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

De piramide van Maslov is in de G cultuur een
belangrijk model.
Wat is het belangrijkste in de G-cultuur en staat boven in de piramide.
A
zelfontplooiing
B
lichamelijke behoeften
C
behoefte aan veiligheid
D
behoefte aan sociaal contact

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Er bestaan veel regels over de omgang en communicatie tussen mensen. Voor elke situatie is er een regel die je als individu moet volgen. Er is weinig keuze voor het individu.

A
F-cultuur
B
G-cultuur

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Regels en gewoontes binnen het gezin.

Het individu bepaalt per situatie hoe hiermee om te gaan en heeft veel keuzevrijheid.

A
F-cultuur
B
M-cultuur
C
G-cultuur
D
A-cultuur

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Is Nederland een masculien of een feminien land?
A
Masculien
B
Feminien

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is ethiek?
A
Kritisch nadenken over wat (moreel) goed is om te doen
B
Kritisch reageren op dilemma's
C
Je mening geven
D
Je geweten

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Bij het recht op vrije meningsuiting hoort de passieve plicht van de overheid om dat recht – binnen zekere grenzen - niet te belemmeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Het principe van rechtvaardigheid kan gaan knellen als er schaarste is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Er ontstaat een botsing tussen verschillende morele waarden. Het kiezen voor de ene waarde gaat dan ten koste van de andere waarde. Dit noemen we een:
A
discussiepunt
B
meningsverschil
C
moreel (of ethisch) dilemma
D
segregatie

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Normen zijn algemene principes die als richtinggevend voor een bepaalde praktijk worden gezien. Normen geven dus richting aan het handelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Uit de waarde ‘privacy’ vloeit bijvoorbeeld de norm voort dat je aanklopt voordat je bij iemand naar binnen gaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Uitspraak 1: Moraal is het geheel van (morele) normen en waarden dat door een individu, groep, instelling of cultuur als belangrijke richtlijn voor het eigen handelen wordt beschouwd.
Uitspraak 2: De moraal van een beroepsgroep is statisch.
A
Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
B
Uitspraak 2 is juist, uitspraak 1 is onjuist
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

De eigen normen, waarden en religie zijn beter dan die van andere culturen. Dit noem je?

A
Arrogant
B
Etnisch profileren
C
Superioriteitsgevoel
D
Groepsgevoel

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Gaat er vanuit dat alle culturen hetzelfde zijn en dat je niet vanuit de ene cultuur mag oordelen over de andere cultuur. Dit noem je?

A
Respect
B
Chauvinisme
C
Cultuurbehoud
D
Cultuurrelativisme

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions