Taal - woorden met apostrof s
1 / 25
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wanneer gebruik je een apostrof?
timer
0:20
A
Meervouden met een lange klank op het eind
B
Alle meervouden
C
In plaats van een komma
D
Nooit
Slide 6 - Quiz
Wanneer gebruik je een apostrof?
timer
0:20
A
Als het een persoonsvorm is
B
In plaats van een "s"
C
Om nadruk te leggen
D
Vervanging van enkele letters
Slide 7 - Quiz
Wanneer gebruik je een apostrof?
timer
0:20
A
Alle meervouden
B
Bij letterwoorden en cijferwoorden
C
Als iemand praat
D
In de verleden tijd
Slide 8 - Quiz
Wanneer gebruik je een apostrof?
timer
0:20
A
Na medeklinkers
B
Bezitsvormen met een lange klank op het eind
C
Alle bezitsvormen
D
In alle namen
Slide 9 - Quiz
Sleep de woorden (geel) naar de soort apostrof die is gebruikt (rood).
timer
1:30
bezitsvorm
vervanging van letters
Meervoud
letter- en cijferwoorden
's woensdags
A4'tje
opa's piano
pony's
wc'tje
euro's
Anna's tas
R'dam
Slide 10 - Drag question
Meervoud van hobby
(Ik heb twee hobby....)
(Ik heb twee hobby....)
timer
0:30
Slide 11 - Open question
Bezitsvorm van oma
(Ik zit op oma... stoel.)
(Ik zit op oma... stoel.)
timer
0:30
Slide 12 - Open question
Ander woord voor "in de zomer".
(...Zomers gaan we zwemmen.)
(...Zomers gaan we zwemmen.)
timer
0:30
Slide 13 - Open question
Verkleinwoord voor "A4".
(Print het maar op een A4...)
(Print het maar op een A4...)
timer
0:30
Slide 14 - Open question
Sleep de apostrof naar de juiste plaats
timer
1:00
'
'
'
'
'
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Ik weet wanneer je een apostrof gebruikt.
😒🙁😐🙂😃
Slide 24 - Poll
Ik weet hoe je woorden met een apostrof schrijft.
😒🙁😐🙂😃
