Wk 16/ 17 klas 2 (online les - Coronavirus): Lz bl 6 sub/objectief + Gram bl 3 lv + lw/ znw

 Welkom! 
Nederlands
Havo/vwo en vwo leerjaar 2
Zoom, LessonUp, schrift, pen, Schooltas, Drive
Mevrouw Baars
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

 Welkom! 
Nederlands
Havo/vwo en vwo leerjaar 2
Zoom, LessonUp, schrift, pen, Schooltas, Drive
Mevrouw Baars

Slide 1 - Slide

Terugblik
Huiswerk in Som:

2Havo/vwo= Blok 5 Lezen: opdracht 4 en 5 (blz 238)
Blok 3 Grammatica: opdracht 14 (blz 126)

2Vwo = Blok 5 Lezen: opdracht 3 en 4 (blz 254/255)
Blok 2 Grammatica: opdracht 12 (blz 84)

Slide 2 - Slide

Wat we deze week gaan doen
Lezen:
  • Je kent de vier alineaverbanden uit de vorige les. 
  • Je kunt de vier alineaverbanden met het signaalwoord herkennen in een zin.

Grammatica:
  • Je weet wat een naamwoordelijk gezegde is.  
  • Je weet hoe je het naamwoordelijk gezegde kan herkennen in een zin. 

Slide 3 - Slide

Voordat we gaan beginnen
Hersengymnastiek: 
  • Twee duimen omhoog, twee duimen naar beneden (richting elkaar). 
  • Daarna wijsvingers naar elkaar, twee wijsvingers intrekken.

    Nu om en om: 
  • Linkerhand duim omhoog, rechterhand wijsvinger wijst naar de andere hand. 
  • Rechterhand wijsvinger wijst naar de linkerhand, linkerhand duim omhoog. 

Slide 4 - Slide

Voordat we gaan beginnen
Hersengymnastiek: 
  • Twee armen naar voren, maak vuisten. 
  • Eerst twee armen naar voren draaien, daarna twee armen naar achter draaien. 

    Nu om en om: 
  • Linkerarm naar voren en rechterarm naar achter. Daarna omwisselen. 

Slide 5 - Slide

Tekstbegrip

Slide 6 - Slide

Theorie: Alineaverbanden - verbindingsmanieren
Tijdens de vorige les hebben we onderstaande theorie besproken. 
1. Middel - doel: signaalwoorden = waarmee, daarmee, het doel is etc.
2. Oorzaak - gevolg: signaalwoorden = daardoor, hierdoor etc.
3. Uitspraak - vergelijking: signaalwoorden = zoals, hetzelfde etc.
4. Uitspraak - reden: signaalwoorden = daarom, want etc.

Lees de theorie in het boek in Schooltas: h/v = blz 238, vwo = blz 254
We gaan nu een oefening doen met de eerste 2 verbanden. 

Slide 7 - Slide

Klassikale opdracht 1:
Staan of zitten?

Staan: alineaverband middel - doel 
Zitten: alineaverband oorzaak - gevolg

Je ziet zo telkens een zin in beeld. Het signaalwoord is onderstreept. Hoort dit signaalwoord bij het verband middel-doel of bij het verband oorzaak - gevolg?  Ga staan of zitten en laat het zien in de camera. 

Slide 8 - Slide

Theorie: Alineaverbanden - verbindingsmanieren
Voor extra uitleg bekijk de vorige presentatie in LessonUp. Daar staan ook filmpjes in over de alineaverbanden. 

Als je nog vragen hebt, dan hoor ik het graag!

We gaan nu een opdracht maken waarbij je de theorie van blok 1 t/m 6 Lezen kan toepassen. 

Slide 9 - Slide

H/v tekst: 's Werelds slimste mens.


V tekst: Topsporter is  per definitie slim. 

Slide 10 - Slide

Individuele opdracht:
2hv: methode Schooltas, Lezen blok 6
blz. 280 opdracht 1 maken + nakijken

2vwo: methode Schooltas, Lezen blok 6
blz. 298 opdracht 1 maken + nakijken

De antwoorden staan in drive in de map 'lezen' --> blok 4 t/m 6

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Vorige les: woordsoorten
1. Wat zijn koppelwerkwoorden?

2. Hoe vind je een koppelwerkwoord, zelfstandigwerkwoord en hulpwerkwoord?

Slide 13 - Slide

Koppelwerkwoord (kww)
- Koppelwerkwoorden zijn werkwoorden die een naamwoordelijk gezegde helpen vormen.

- Koppelwerkwoorden kunnen zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken,blijken, (dunken en voorkomen).

- Voorbeeld: Hij wordt leraar. Hij is oud. Hij blijft aardig.

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww)
- Zelfstandige werkwoorden zijn werkwoorden die op zichzelf een gezegde kunnen vormen.

- Ik wil dansen (dansen kan alleen een werkwoordelijk gezegde vormen: Wij dansen = actie/ gebeurtenis.).

Slide 15 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
- Hulpwerkwoorden helpen een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde vormen.

Theorie=https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/woordsoorten/werkwoorden/
Oefening=https://www.cambiumned.nl/oefeningen/werkwoorden/

Slide 16 - Slide

Deze les: zinsdelen
1.  Werkwoordelijk gezgede
= Iemand doet iets.

2.Naamwoordelijk gezegde
= iemand is iets. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Theorie: Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat altijd uit een werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel.

In een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord. De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken (en dunken en voorkomen).

Het werkwoordelijk deel bestaat uit:

een koppelwerkwoord of
een koppelwerkwoord en een of meer werkwoordsvormen
Het naamwoordelijk deel bestaat uit de rest en wordt door het koppelwerkwoord aan het onderwerp ‘gekoppeld’. Het naamwoordelijk deel zegt namelijk altijd iets over het onderwerp.

Voorbeeld:
De wedstrijd werd een mislukking.

werd een mislukking is het naamwoordelijk gezegde; werd = werkwoordelijk deel en koppelwerkwoord;
Theorie: blz Hv = blz 121, V = blz 

Slide 19 - Slide

Theorie: Naamwoordelijk gezegde
Voorbeeld: De wedstrijd werd een mislukking.

'werd een mislukking' is het naamwoordelijk gezegde;
werd = werkwoordelijk deel en koppelwerkwoord;
een mislukking = naamwoordelijke deel

Theorie: blz Hv = blz 170, Vwo = blz 129

Slide 20 - Slide

Klassikale opdracht 1:
Pak een pet of een hoed als je dat op je kamer hebt. Heb je dat niet, pak iets wat je op je hoofd kan zetten (een boek, t-shirt?).

Pet op: Werkwoordelijk gezegde 
Pet af: Naamwoordelijk gezegde

Je ziet zo telkens een zin in beeld. Is het een werkwoordelijk gezegde of een naamwoordelijk gezegde? Doe je pet op of af en laat het zien in de camera. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Individuele opdracht:
2hv: methode Schooltas, Grammatica blok 3
blz. 169 opdracht 3 en 5 maken + nakijken

2vwo: methode Schooltas, Grammatica blok 3
blz. 130 opdracht 3 maken + nakijken

De antwoorden staan in drive in de map 'lezen' --> blok 4 t/m 6

Slide 23 - Slide

Doelen behaald?
Lezen:
  • Je kent de vier alineaverbanden uit de vorige les. 
  • Je kunt de vier alineaverbanden met het signaalwoord herkennen in een zin.

Grammatica:
  • Je weet wat een naamwoordelijk gezegde is.  
  • Je weet hoe je het naamwoordelijk gezegde kan herkennen in een zin. 

Slide 24 - Slide

Afsluiting
Reflectie: Welke smiley kies je?
1. smiley= hoe vond je de les en waarom?
2. smiley = hoe voel jij je na deze les en hoe komt dat?

Slide 25 - Slide

Afsluiting
Huiswerk in Som:

2hv: Lezen blok 6, blz. 280 opdracht 1 maken + nakijken 
+ Grammatica blok 3, blz. 169 opdracht 3 en 5 maken + nakijken

2vwo:
Lezen blok 6, blz. 298 opdracht 1 maken + nakijken
+ Grammatica blok 3, blz. 130 opdracht 3 maken + nakijken

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide