21-22 sem 2 cap 2 les 3

Plan de clase
  • verbo ESTAR 
  • verbos regulares
  • corregir + trabajar en los deberes

Lesdoel: 
1. je weet wanneer je SER en wanneer je ESTAR gebruikt
2. aan het einde van de les kan je de regelmatige ww vervoegen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Plan de clase
  • verbo ESTAR 
  • verbos regulares
  • corregir + trabajar en los deberes

Lesdoel: 
1. je weet wanneer je SER en wanneer je ESTAR gebruikt
2. aan het einde van de les kan je de regelmatige ww vervoegen

Slide 1 - Slide

Les in twee delen 

Slide 2 - Video

This item has no instructions



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben
jij bent
hij, zij is / u bent
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Estar
Zijn
(zich bevinden)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

ser en estar
Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld: 
Ik ben hier - Estoy aquí 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

ser of estar?
ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 
estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 
eigenschappen die wél veranderen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Ser
Estar
... met mijn 
hond in de tuin
... op het strand
... rood en zwart
... op de tafel
... tevreden
... erg oud
... docent
... in bad
... Japans
Waar ... ?
... knap
... blij
... lief
... groot

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions




Estáis guapos
Jullie zijn knap
toestand: mooi kapsel, mooie kleding, make-up etc.
Estoy enojado
Ik ben boos 
toestand: 
op dit moment ben ik boos





Sois guapos
Jullie zijn knap
uiterlijke eigenschap:
knap van nature
Soy enojado
Ik ben boos 
karaktereigenschap:
ik ben boos geboren
Estar
(tijdelijke eigenschap)
Ser
(vaste eigenschap)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verbos regulares en presente

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verbos regulares en presente
Stap 1. Bekijk de video (meerdere malen indien nodig) en maak aantekeningen. Je hoeft niet alles te begrijpen! 
Stap 2. Bespreek met iemand uit het andere groepje waar de video over gaat, wissel met elkaar uit wat je hebt begrepen en wat je (nog) niet snapt.
Stap 3. Probeer in tweetallen antwoord te vinden op de volgende vragen:
- Welke 3 soorten werkwoorden bestaan er in het Spaans? Welke uitgangen zijn er? 
- Hoe gaat de vervoeging van (regelmatige) werkwoorden die op -AR eindigen? En op -ER en -IR?
- Is het altijd nodig om het persoonlijk voornaamwoord te gebruiken? 
- Vervoeg de volgende werkwoorden: hablar, vivir, beber, escribir, estudiar. Overhoor elkaar.
grupo 1 video
grupo 2 video
Spaans te lastig?
Bekijk dan dit filmpje https://www.youtube.com/watch?v=U2vns7aMdJM&t=140s
timer
20:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen. 

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige ww op -er
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige ww op -ir
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 3 (ww -er/-ir)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Even oefenen -AR-ER -IR werkwoorden?

  1. Verbos -ar oefenen: klik hier
  2. Verbos -er oefenen: klik hier
  3. Verbos -ir oefenen: klik hier


timer
8:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ejercicios 12 tm 16
Entregar en Google Classroom

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Esta clase fue.....
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

This item has no instructions