Bijvoeglijk naamwoord

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling meervouden en verkleinwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord 
  • Huiswerk in Studiemeter
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling meervouden en verkleinwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord 
  • Huiswerk in Studiemeter

Slide 1 - Slide

Herhaling meervouden

Slide 2 - Mind map

Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën

Slide 3 - Quiz

Wat is het meervoud van categorie?
A
categoriën
B
categorieën

Slide 4 - Quiz

Wat is het meervoud van seconde?
A
seconde
B
secondes
C
secondes/seconden
D
seconden

Slide 5 - Quiz

Wat is het meervoud van idee?
A
ideën
B
ideeën

Slide 6 - Quiz

Wat is het meervoud:
bacterie?
A
bacteriën
B
bacterieën
C
bacterie
D
bacteries

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van porie?
A
porien
B
pories
C
porieën
D
poriën

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van accu?
A
accus
B
accu's
C
accuus
D
accuu's

Slide 9 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van taxi?
A
taxitje
B
taxietje
C
taxi'tje

Slide 10 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van sherry?
A
sherry'tje
B
sherrietje
C
sherrytje

Slide 11 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van sms?
A
smsje
B
sms-je
C
sms'je

Slide 12 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van oma?
A
Omaatje
B
Oma'tje
C
Omatje
D
Opoe

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van criterium?
A
Criteria's
B
Criterium's
C
Criteria
D
Criteriums

Slide 14 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van paraplu?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje

Slide 15 - Quiz

Wat weet je van het
bijvoeglijk naamwoord?

Slide 16 - Mind map

Soorten bijvoeglijk naamwoord
- Gewoon bijvoeglijk naamwoord
- Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- Bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van een voltooid of onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Slide


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 18 - Slide

Werkwoorden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord en voltooid deelwoord

Slide 19 - Slide

Voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm. 
  • Het voltooid deelwoord is dus een vervoegd werkwoord. 
  • Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd/geweest is. 
  • Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 
  • Vaak staat er een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.

Slide 20 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Een voltooid deelwoord kan ook als 
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. 
Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.

- De opgeruimde kamer
- De opgepoetste zonnebril

Slide 21 - Slide

Voltooid deelwoord

Slide 22 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoobeeld: de rode auto.
  • Als je een voltooid deel woord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, schrijf je deze zo kort mogelijk.
voltooid deelwoord
verleden tijd
bijvoeglijk gebruikt
De straat is verbreed.
De bouwvakker verbreedde de straat.
De verbrede straat.
De foto is overbelicht
De fotograaf overbelichtte de foto, omdat zijn camera instellingen niet klopten.
De overbelichte foto.
Het schip is gestrand.
Het schip strandde op de kust.
Het gestrande schip trekt veel aandacht.

Slide 23 - Slide

Een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord. 
Een voltooid deelwoord en een onvoltooid deelwoord kun je als bijv nw gebruiken. 
Je schrijft die woorden dan zo kort mogelijk. 

volt deelw                                                                   gebruikt als bijv nw
Het glas is gebroken.                                            Het gebroken glas. 
De dictator werd gehaat.                                    De gehate dictator. 

 onvolt. deelw                                                           gebruikt als bijv nw
Blaffend stond de hond op het erf.                De blaffende hond stond op het erf. 

Slide 24 - Slide

Het onvoltooid deelwoord

Maak je door achter het hele werkwoord een -d of - de te zetten.


lachend(e)

fluitend(e)

lopend(e)

knippend(e)


Slide 25 - Slide

Onvoltooid deelwoord

Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 26 - Slide

Het onvoltooid deelwoord

Een onvoltooid deelwoord kun je net als

het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken:


Een lachende vrouw.

De gillende kinderen.

De huilende man.

Slide 27 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 28 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van varen?
A
gevaard
B
gevaren
C
gevoert
D
gevoeren

Slide 29 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van verven
A
geverft
B
geverfd

Slide 30 - Quiz

Het voltooid deelwoord van 'zien'
A
gezagen
B
zag
C
gezien
D
gezied

Slide 31 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 32 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van stalken?
A
gestalkd
B
gestalkt
C
gestalked
D
gestalket

Slide 33 - Quiz

Huiswerk volgende les
Studiemeter -> taalverzorging -> bijvoeglijke naamwoorden + meervouden + verkleinwoorden 

Slide 34 - Slide