Chapitre 6 - 1HV - Leçon "physique" 1

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui 
  • Petit quiz sur le vocabulaire et la grammaire 
  • Parler
  • De leugendetector
  • Nouvelle grammaire + exercices 29 et 30 sur Grandes Lignes Online

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je: 

  • kun je de weg vragen en de weg wijzen
  • kun iets vertellen over jouw toekomstige plannen

Slide 3 - Slide

Jij hebt 3 minuten over de vocabulaire ABEF nog een keer door te lezen 
LE QUIZ

Slide 4 - Slide

pour rien
A
de straat
B
voor niets
C
gisteren
D
de hond

Slide 5 - Quiz

dangereux/dangereuse
A
ziek
B
samen
C
gevaarlijk
D
drinken

Slide 6 - Quiz

au cinéma
A
naar de bioscoop
B
de bioscoop

Slide 7 - Quiz

Maak de volgende zinnen vragend. 

Slide 8 - Slide

Tu habites à Lyon.

Slide 9 - Open question

Nous allons à Paris en voiture.

Slide 10 - Open question

Vul het goede vraagwoord in.

Kijk goed naar de antwoorden.

Slide 11 - Slide

-[...] on va au cinéma?
- On va au cinéma EN BUS.
A
Comment
B
Pourquoi
C
Quand

Slide 12 - Quiz

-Tu vas [...] ?
- Je vais à la plage.
A
Quand
B
Comment
C
Combien
D

Slide 13 - Quiz

Parler
A
B
Hoi! Hoe heet jij? 
Ik heet...
Waar woon jij? 
Ik woon in ... ? 
Is het ver? 
Nee / Ja. Het is ... minuten fiesten / lopen / met de auto
Gaan wij iets drinken? 
Ja, wij gaan naar mijn huis.
Wat gaan wij daarna doen? 
Wij gaan gitaar spelen

Slide 14 - Slide

De leugendetector
Jij gaat 2 keer een kort verhaal horen, maar de tweede keer zijn er woorden veranderd. Jij moet de "leugens" die verteld worden ontdekken. 

Slide 15 - Slide

La grammaire 

Slide 16 - Slide

Weet je nog wat "je vais" betekent?
A
Ik neem
B
Ik zou graag willen
C
Ik ga
D
Ik ben

Slide 17 - Quiz

Het werkwoord "aller" aller = gaan. Net als être (zijn) en avoir (hebben) is aller een onregelmatig werkwoord
Aller
Gaan 
Je vais
Ik ga
Tu vas
Jij gaat
Il / elle  va
Hij / zij ga
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles vont
zij gaan

Slide 18 - Slide

Le futur proche 
Wat betekent de volgende zinnen volgens jou? 

Je vais manger au restaurant. 
Nous allons adorer le film!
Il va écouter le prof. 

Slide 19 - Slide

Le futur proche
Als je in het Frans wil zegen dat iets binnenkort iets gaat gebeuren, gebruik je een vorm van het werkwoord aller gevolgd door een heel werkwoord. (Net als in het NL) 

Let op: In het Frans de werkwoorden staan bij elkaar! 
Le futur = vorm van aller + heel ww + rest 

Je vais visiter Paris                       Ik ga Parijs bezoeken
Paul va acheter un livre                  Paul gaat een boek kopen

Slide 20 - Slide

Au travail!
Fais les exercices 29 et 30 sur Grandes Lignes Online

Slide 21 - Slide