Oefenen van Duitse werkwoorden

Oefenen van Duitse werkwoorden
"möchten", "mögen", "nehmen", "essen", "wissen"
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsWOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen van Duitse werkwoorden
"möchten", "mögen", "nehmen", "essen", "wissen"

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kan je de werkwoorden in jou Restaurantgespräch nog beter gebruiken.

Slide 2 - Slide

Introduceer het leerdoel van de les.
Möchten
Möchten betekent 'zouden graag willen'. Bijvoorbeeld: Ich möchte ein Glas Wasser trinken.

Slide 3 - Slide

Leg uit wat het werkwoord 'möchten' betekent en geef een voorbeeldzin.
Mögen
Mögen betekent 'leuk vinden'. Bijvoorbeeld: Ich mag Eis essen.

Slide 4 - Slide

Leg uit wat het werkwoord 'mögen' betekent en geef een voorbeeldzin.
Nehmen
Nehmen betekent 'nemen'. Bijvoorbeeld: Ich nehme eine Tasse Tee.

Slide 5 - Slide

Leg uit wat het werkwoord 'nehmen' betekent en geef een voorbeeldzin.
Essen
Essen betekent 'eten'. Bijvoorbeeld: Ich esse eine Pizza.

Slide 6 - Slide

Leg uit wat het werkwoord 'essen' betekent en geef een voorbeeldzin.
Wissen
Wissen betekent 'weten'. Bijvoorbeeld: Ich weiß nicht.

Slide 7 - Slide

Leg uit wat het werkwoord 'wissen' betekent en geef een voorbeeldzin.
Wat betekent het werkwoord 'essen'?
A
Nemen
B
Eten
C
Weten
D
Leuk vinden

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het werkwoord 'nehmen'?
A
Willen
B
Leuk vinden
C
Nemen
D
Houden van

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het werkwoord 'wissen'?
A
Weten
B
Eten
C
Leuk vinden
D
Nemen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het werkwoord 'mögen'?
A
Eten
B
Weten
C
Leuk vinden
D
Willen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het werkwoord 'möchten'?
A
zou graag willen
B
Nemen
C
Houden van
D
Weten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Ich ____ den Flammkuchen, bitte.
A
möchten
B
sagen
C
nehme
D
mögen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Er ____ keinen Fisch.
A
möchten
B
möge
C
esse
D
mag

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Sie ____ kein Fleisch.
A
isst
B
essen
C
esse
D
mag

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

______ Sie lieber Kaffee oder Tee ?
A
Möchten
B
Möchtet
C
Möchte
D
Möcht

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Ich ____ nicht, wo mein Portemonnaie ist!
A
weiße
B
weißen
C
weiß
D
wisst

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Ich ____ gerne eine Kugel Eis, bitte.
A
möchte
B
mag
C
möge
D
nehme

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Ober, wir ____ bitte die Rechnung haben.
A
möchten
B
mag
C
mögen
D
nehme

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke vragen heb je nog over de werkwoorden?

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Welke vragen heb je nog over het restaurantgesprek?

Slide 21 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Lass uns das Restaurantgespräch üben!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions