H3B 13 januari Lezen H3: Argumentatie 1

Welkom bij Nederlands
H3B 13 januari - H3 Lezen Argumentatie

Nodig: iPad, schrift
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
H3B 13 januari - H3 Lezen Argumentatie

Nodig: iPad, schrift

Slide 1 - Slide

Tekststructuren 
  1. Argumentatiestructuur
  2. Aspectenstructuur
  3. Verklaringsstructuur
  4. Voor- en nadelenstructuur
  5. Probleem-oplossingsstructuur
  6. Verleden-hedenstructuur
  7. Vraag-antwoordstructuur 

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Je kent het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten. 

Je kent het verschil tussen enkelvoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie. 

Slide 3 - Slide

Argumentatie = Overtuigen
Het is wat het is, want... 
Niet-feitelijk
Feitelijk

Slide 4 - Slide

Feitelijke argumenten
Deze zijn te controleren.
Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen.
Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.

Slide 5 - Slide

Waarderend argument
Een waarderend argument kun je niet controleren. Je kunt er ook van mening over verschillen.
Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen.
Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!

Slide 6 - Slide

Over een waarderend argument kun je ... van mening verschillen.
A
wel
B
niet

Slide 7 - Quiz

een waarderend argument kan zijn
A
een feit
B
een onderzoek
C
een geloof of overtuiging
D
gezag of autoriteit

Slide 8 - Quiz


Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quiz


Amsterdam heeft veel concertzalen van verschillende groottes.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 10 - Quiz


Tot slot raakt onze biologische klok in de war.


A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 11 - Quiz


Zelfgemaakte pizza is lekkerder, want je kunt zelf de ingrediënten kiezen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 12 - Quiz

Leerlingen op het Insula moeten een schooluniform gaan dragen.

Wat is een waarderend argument bij dit standpunt?
A
In heel veel landen zijn schooluniformen in gebruik.
B
Het staat leuk als iedereen er hetzelfde uitziet.
C
Als iedereen een schooluniform draagt, valt niemand uit de toon omdat hij 'foute' kleding draagt.
D
Je hoeft 's morgens niet eindeloos te denken over wat je aantrekt naar school.

Slide 13 - Quiz

Welke 2 van de onderstaande voorbeelden bevat een waarderend argument?
A
De kans is erg klein dat je iets wint bij de postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
B
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen weer gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
C
Omdat je met een scooter een grotere kans loopt op een ernstig ongeluk dan op een fiets, lijkt het mij verstandig om scooters te verbieden.
D
Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden. Leerlingen kunnen er echt geen nuttige dingen mee doen

Slide 14 - Quiz

Argumentatieschema's
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie 

Slide 15 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Een schrijver onderbouwt zijn mening met één argument.

mening
 argument

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
Een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. 

mening  
↑ 
argument 1 ↔ argument 2

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Een schrijver onderbouwt een argument met een ondersteunend argument. 


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Een enkelvoudige argumentatie is...
A
Als een schrijver meer argumenten gebruikt om zijn mening kracht bij te zetten.
B
Wanneer een schrijver een argument onderbouwt met een ondersteunend argument.
C
Als een schrijver zijn standpunt met maar één argument onderbouwt.

Slide 22 - Quiz

Als je twee of meerdere verschillende argumenten geeft, dan heet dat:
A
nevenschikkende argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
enkelvoudige argumentatie

Slide 23 - Quiz

Dat Nederlands een moeilijk vak is, komt door alle verschillende spellingregels.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie

Slide 24 - Quiz

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 25 - Quiz

Het Insula College is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers en de docenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van de leerlingen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie

Slide 26 - Quiz

Herhaling argumentatiestructuur
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 27 - Drag question

Aan de slag
Maak de taak die klaarstaat bij de methode.
(Lezen H3, Lestaak 13 januari)


Klaar? Leren voor toetsweek.

timer
20:00

Slide 28 - Slide

Aan de slag
Maak minimaal één oefentoets. 

Controleer je eigen werk en stel vragen als je iets niet begrijpt.

Klaar? Leren voor toetsweek.

timer
20:00

Slide 29 - Slide