4V Periode 2 - PA3 H5+6 Les 6 (28-11-2025)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

¡Bienvenidos!

Leerdoelen

- Een gesprek voeren over winkelen en geld. Daarnaast ga je communiceren over klimaat, reizen en over het Spaanse taalgebied.  

- Je verbetert je luistervaardigheid 

- Je leert artikelen te schrijven en je geeft je mening over mode, mensen en landen. 

- Je leert hoe de verschillende verleden tijden worden toegepast in het Spaans (presente perfecto, indefinido, imperfecto). Hierbij leer je ook onregelmatige en wederkerende werkwoorden. 
- Je leert hoe je een persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp gebruikt. Ook herhaal je de trappen van vergelijking en het meewerkend voorwerp.  

El programa

1. INFO DEBERES
2. ADIVINA LO QUE HE COMPRADO...  
3. Ej. 33+34 
4. OFERTAS y DESCUENTOS, H ej. 24-26 
5. CULTURA EN EL MUNDO HISPANOHABLANTE

INFO Periode 2

Tema: Ir de compras, viajar, clima, países

Material: PA3 Capítulo 5 y 6 + WB B + leesteksten

Studiewijzer komt op Teams, 2 clases por semana

Exámenes y tareas

• Tussentoets: Luistertoets
• Mondelinge toets (toetsweek 2)
• Portfolio-opdracht: leesvaardigheid (vóór de kerstvakantie nabespreken)

Los deberes fueron...

Estudiar: 

- herhalen bron J (trappen van vergelijking) 

- bron K frases clave

Hacer: 

afmaken oef 22, 23, 28, 30

• ¿Preguntas?
• Comprueba tus deberes en casa (LessonUp, slides 6-8) 

Comprobar ejercicio 22

Ejercicio 22a

1 Over bijzondere uitvindingen.

2 Ja, ik kan me geen leven meer zonder tv of mobiele telefoon voorstellen.

3 Wat zijn de verschillende uitvindingen en waar dienen ze voor.

Ejercicio 22b     1 b,   2 b,  3 b

Ejercicio 22c

1 Het probleem dat je ergens weg van huis bent en zonder batterij komt te zitten van bijv. mobieltje.

2 Ze zijn duur en niet zo modern.

3 Een bagage-jas. Het is een tas met allemaal vakjes maar bij de check-in doe je hem aan als een jas en telt hij dus niet de kilo's mee als (over-)bagage

4 Geen overgewicht betalen van je bagage.

5 Dat ze hem gaan verbieden.

Ejercicio 23b

1 reloj         2 pelota        3 piel          4 maquillaje        5 moto

6 camiseta         7 bolsillo       8 abrigo

Ejercicio 23c:  voorbeelduitwerking

1 Es de aluminio, sirve para ir al colegio/ para desplazarse.

2 Es de tela y aluminio, sirve para protegerse de la lluvia.

3 Es de plástico y sirve para secarse el pelo.

Ejercicio 28a

1 estos               2 esta                  3 esta    

4 este (color) esta (camiseta)     5 estos

Ejercicio 28b

1 esos         2 ese       3 esa            4 ese

5 esas

Comprobar ejercicio 30

Ejercicio 30a

1 Mi hermana es menor que yo.         2 Mi raqueta es peor que su raqueta       

 3 El vestido negro es más ancho que la falda roja.    4 La primera colección es mejor que la última.          5 Un abrigo con energía solar es menos moderno que un abrigo normal.

6 En general, los zapatos son menos caros que las botas (of: más baratos)         7 Tu padre es menos estricto que tu madre.

Ejercicio 30b ( voorbeelduitwerking) 

1 Gonzalo es mayor que Sonia.           2 Sonia es más alta que Gonzalo.  

3 La nota de matemáticas de Gonzalo es peor que la de Sonia.             4 La nota de inglés de Gonzalo es mejor que la de Sonia.  

5 Sonia es más divertida que Gonzalo.               6 Fernando, el hermano de Sonia, es menor que Julio, el hermano de Gonzalo.

7 Gonzalo pesa más que Sonia.               8 Los hermanos de Gonzalo son mayores que el hermano de Sonia.

Adivina lo que he comprado...

• He comprado una mesa nueva. 
• Sirve para muchas cosas. Para comer, para estudiar o trabajar...
• Tiene una forma redonda. Es de color marrón o café. 
• Está hecha de madera. ¡Y la he comprado con descuento!

1                                   2                                  3

¡Practicamos en parejas!

1. Kies samen een voorwerp die jullie in de toetsenweek willen omschrijven.
2. Noteer alle eigenschappen van dit voorwerp op het schema. Wees specifiek!

3. Snel klaar? Je hebt twee opties: 

• Spreek: stel elkaar vragen over het voorwerp, gebruik hiervoor Frases Clave K 

• Schrijf (individueel): Maak oef. 34  in je schrift (WB p. 78) 

Producto
Sirve para...
Forma
Color
Material

Oef 23a: Handige woorden (materialen,  vormen) 

¡Está de oferta! 

(WB Bron H, p. 62)

Bekijk de drie advertenties:

-Welk informatie geven ze?  

-Welke woorden kan je in meer advertenties verwachten?

• Maak oef. 24a en 24b in je schrift. 
• Snel klaar? Werk aan oef. 26a 

 

¡Está de oferta!

Los anuncios 

(de advertenties)

Fuente H

Escuchar: ejercicio 25ab (WB B p.70) 

Ej. 25ab

Lectura: Cultura en el mundo hispanohablante

Colombia o Ecuador (zie studiewijzer, p.8)

Teksten + opdracht op Teams 

• en grupos de 2 personas
• seleccionad un país, Colombia o Ecuador
• Leed el texto 'Presentación' + contestad las preguntas.
• Seleccionad otro texto sobre el mismo país, leed + contestad las preguntas.

Entregar: Teksten af uiterlijk 5 januari 2026 -> nakijken, reflectie maken en inleveren uiterlijk 7 januari 2026.

¿Cuál prefieres? 

Wat weten jullie van deze landen? 

Welke spreek jullie het meest aan? 

• Zoek eventueel informatie over deze landen (1 laptop per tweetal) en overleg welke kiezen jullie en waarom. 

Met wie ga je werken?
Welke land kiezen jullie? Waarom?

Deberes

Estudiar: 

Herhaal voca van hoofstuk 5

Frases clave K, N-S

 

Hacer: 

-Afmaken oef 24, 26, 34. Bij oefening 26 kies je zelf een product (zoek foto of maak tekening) waar je reclame voor maakt. 

-Werk aan de landenopdracht

-Kies samen met je maatje een voorwerp voor de eindopdracht en omschrijf dat voorwerp 

Extra: Check trappen van vergelijkingen 

Trappen van vergelijking
'Jouw auto is net zo mooi als de mijne.'

1. Tu coche es más bonito que el mío.
2. Tu coche es menos bonito que el mío.
3. Tu coche es tan bonito como el mío.
4. Tu coche es mejor que el mío.

Trappen van vergelijking.
'Jouw cijfer is beter dan het mijne.'

1. Tu nota es tan buena como la mía.
2. Tu nota es mejor que la mía.
3. Tu nota es peor que la mía.
4. Tu nota es muy buena.

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling
Een fiets is minder snel dan een motor.

1. Una bici es menos rápida que una moto.
2. Una bici es más rápida que una bici.
3. Una bici es menos rápida que una moto.
4. Una bici es tan rápida como una moto.

Trappen van vergelijking:
Mijn moeder is de slimste.

1. Mi madre es la más inteligente.
2. Mi madre es mejor.
3. Mi madre es tan inteligente.
4. Mi madre es más inteligente.