Grammatica zinsdelen 3: het onderwerp

Het onderwerp
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Het onderwerp

Slide 1 - Slide

Lesdoel
In deze les leer je wat het onderwerp
in een zin is.
  • Je kunt al de persoonsvorm vinden
  • Je kunt ook het werkwoordelijk gezegde in
     een zin benoemen
  • Je kunt een zin al in zinsdelen verdelen
  • Je leert het onderwerp vinden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Het onderwerp
Het onderwerp vind je door te vragen: wie/wat + pv/werkwoordelijk gezegde?
      Vb. 1: Ik heb gisteren een lekker ijsje gegeten.
                Wie heeft gegeten?     antwoord = ik
      Vb. 2: De tafel wordt morgen gemaakt.
                Wat wordt gemaakt?    antwoord = de tafel
•    Het onderwerp staat meestal vóór of achter de pv.
     In een enkelvoudige zin is dat het eerste of derde zinsdeel.
•    Het onderwerp komt in getal overeen met de pv (enkelvoud, meervoud).
     Als je het onderwerp van getal verandert, moet de pv ook van getal veranderen of
     omgekeerd.

Slide 4 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?

Slide 5 - Open question

Waaruit bestaat het
werkwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Open question

Het onderwerp in de zin vind je door de volgende vraag te stellen:
A
wat?
B
wie/wat + pv/wg?
C
wie/wat + o?
D
wie?

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Peter koopt een nieuwe laptop voor zijn vader.

Slide 8 - Open question

Zinsdeelstrepen zetten


Peter | koopt | een nieuwe laptop | voor zijn vader.


Wanneer je de zin juist verdeelt,

zie je precies welk woord/welke woorden een zinsdeel vormen.

Slide 9 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?

Peter | koopt | een nieuwe laptop | voor zijn vader.
______

Slide 10 - Open question

Welke vraag stel je om het onderwerp in de zin te vinden?

Peter | koopt | een nieuwe laptop | voor zijn vader.
_______
A
Wat koopt?
B
Wat koopt Peter?
C
Wie koopt voor zijn vader?
D
Wie koopt?

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
(het antwoord op de vraag 'Wie koopt?')

Peter | koopt | een nieuwe laptop | voor zijn vader.
______

Slide 12 - Open question

Wat is de persoonsvorm?

De grizzlybeer kijkt naar mij.

Slide 13 - Open question

Zinsdeelstrepen zetten


De grizzlybeer | kijkt | naar mij.


Wanneer je de zin juist verdeelt,

zie je precies welk woord/welke woorden een zinsdeel vormen.

Slide 14 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De grizzlybeer | kijkt | naar mij.
_____

Slide 15 - Open question

Wat is het onderwerp?

De grizzlybeer | kijkt | naar mij.
_____

Slide 16 - Open question

Wat is het onderwerp?

De dikke grizzlybeer | kijkt | naar mij.
_____

Slide 17 - Open question

Wat is het onderwerp?
De dikke grizzlybeer die staat te eten | kijkt | naar mij.
_____

Slide 18 - Open question

Wat is het onderwerp?
De dikke grizzlybeer die uit de prullenbak staat te eten | kijkt | naar mij.
_____

Slide 19 - Open question

Doelen
  •     Je weet wat je het onderwerp betekent
  •     Je kunt het onderwerp in een zin vinden

Slide 20 - Slide

Ik weet wat het onderwerp betekent.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Ik kan het het onderwerp in een zin vinden.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 23 - Open question

Schrijf drie dingen op
die je deze les
hebt geleerd.

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide