4 Bevruchting en zwangerschap

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
2.4 Bevruchting en zwangerschap
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2 Voortplanting en seksualiteit
2.4 Bevruchting en zwangerschap

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen
herhaling vorige les: 2.4 bevruchting en zwangerschap deel 1
leerdoelen vandaag

nieuwe theorie
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Primaire geslachtskenmerk
Secundaire geslachtskenmerk
Penis
Schaamhaar
Vagina
Balzak
Borsten
Schaamlippen
Bredere heupen

Slide 3 - Drag question

De zaadcel beweegt zich voort met
A
de kop
B
de zweepstaart
C
zwemvliezen
D
embryo

Slide 4 - Quiz


Tijdens de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies:
A
Dikker
B
Dunner

Slide 5 - Quiz


Hoelang duurt een menstruatiecyclus?
A
20 dagen
B
14 dagen
C
28 dagen
D
3 á 4 dagen

Slide 6 - Quiz


Wat wordt er tijdens de menstruatie afgebroken?
A
Het baarmoederslijmvlies
B
De spierlaag van de baarmoeder

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

leerdoelen vandaag (2.4)
Aan het einde van de les kan je:

  • beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt

  • de embryonale ontwikkeling beschrijven

Slide 9 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
  • Vanaf de puberteit worden eicellen en zaadcellen gemaakt.

  • Als een zaadcel de vrijgekomen eicel bevrucht, kan een meisje zwanger worden.

Slide 10 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
  • Als sperma in de vagina komt, bewegen de zaadcellen zich naar de eileiders.

  • De zaadcellen kunnen 3 dagen in leven blijven in het lichaam van een vrouw.

  • In een eileider kan na ovulatie een eicel aanwezig zijn.

  • Een eicel blijft ongeveer 24 uur in leven.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

2.4 Bevruchting en zwangerschap
In de eileider kan bevruchting plaatsvinden:
  1. De kop van 1 zaadcel dringt de eicel binnen.

  2. Het celmembraan van de eicel wordt dan meteen ondoordringbaar voor de andere zaadcellen.

  3. De kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel. 

  4. Zo ontstaat 1 bevruchte eicel met 1 kern.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat gebeurt er met een eicel nadat hij is bevrucht?

Slide 16 - Open question

2.4 Bevruchting en zwangerschap
  1. Na de bevruchting deelt de bevruchte eicel zich een aantal keren.

  2. Zo ontstaat een klompje cellen.

  3. Dit klompje cellen wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
  • Het baarmoederslijmvlies is dik rond de tijd van de eisprong.

  • In het dikke slijmvlies kan het klompje cellen vastgroeien.

  • Dat heet innesteling.

  • De vrouw is dan zwanger.

  • De periode van ovulatie tot innesteling duurt ongeveer 9 dagen.



Slide 19 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
  • Na de innesteling groeit het klompje cellen uit tot een embryo.

  • Zo noem je het ongeboren kindje in de eerste 3 maanden.

  • In het begin is het embryo nog klein.

  • Om te groeien heeft het zuurstof en voedingsstoffen nodig.

  • Die neemt het embryo op uit het slijmvlies van de baarmoeder.



Slide 20 - Slide

Bevruchting
Ovulatie
Innesteling

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Video

  • Links zie je een embryo van 7 weken oud. Het heeft een hart en bloedvaten.

  • Op de plaats in de baarmoeder waar het embryo is ingenesteld, begint nu de placenta (moederkoek) te groeien).

Slide 23 - Slide

In de placenta stroomt bloed van het embryo vlak langs het bloed van de moeder.

Door kleine gaatjes in de wanden van de bloedvaten, gaan stoffen van het ene bloedvat naar het andere.

Slide 24 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
In de placenta:
  • gaan zuurstof en voedingsstoffen van het bloed van de moeder -> het bloed van het embryo.

  • gaan afvalstoffen van het bloed van het embryo -> het bloed van de moeder.

Slide 25 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Na 3 maanden noem je het ongeboren kind een foetus.
Een foetus heeft al alle kenmerken van een mens.



Slide 26 - Slide

Na 3 maanden: embryo -> foetus (spreek uit: feutus)
  • Om de foetus heen zie je de vruchtvliezen.
  • De foetus ligt in vruchtwater.
  • Het vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten, uitdroging en verandering van de temperatuur.

Slide 27 - Slide

Leg uit waarom het voor een baby niet goed is wanneer er te weinig vruchtwater is.

Slide 28 - Open question

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Prenataal onderzoek:
Onderzoeken om te kijken naar de gezondheid van een kind in de baarmoeder.

Afwijkingen bij het ongeboren kind kunnen zo worden opgespoord.

Slide 29 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Voorbeelden van prenataal onderzoek:
  • NIPT
  • vlokkentest
  • vruchtwaterpunctie
  • echoscopie (echo)

Deze 4 moet je kennen.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Echoscopie:
  • Met behulp van geluidsgolven wordt een beeld gemaakt.

  • Kijken of baby goed groeit.

  • Na 20 weken uitgebreidere echo: kijken of er zichtbare afwijkingen zijn (bijv. een hartafwijking)

Slide 32 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
NIPT:
  • Bij de moeder wordt een beetje bloed geprikt. 

  • In dit bloed zit DNA van de foetus

  • Het DNA bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen van de baby

  • De arts onderzoekt het DNA op afwijkingen.

  • Veilig voor de baby en erg betrouwbaar.



Slide 33 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Vlokkentest:
  • Arts haalt cellen uit de placenta

  • In de placenta zitten cellen van de foetus. 

  • Onderzoeken of er afwijkingen in het DNA zijn.

  • Kleine kans op een miskraam.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Vruchtwaterpunctie:
  • Arts zuigt met een naald een beetje vruchtwater op.
     
  • Cellen van de foetus in vruchtwater. 

  • Onderzoeken of er afwijkingen in het DNA zijn.

  • Kleine kans op een miskraam.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Wat gebeurt er met een NIPT test?
A
Er wordt een echo gedaan
B
Er wordt een echo gedaan en bloed afgenomen bij de moeder
C
Er wordt bloed van de moeder afgenomen
D
Er wordt bloed van de placenta afgenomen

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

2.4 Bevruchting en zwangerschap
Het embryo heeft voedingsstoffen en zuurstof nodig:

  • De eerste weken na innesteling haalt het embryo dit uit het dikke slijmvlies van de baarmoeder.

  • Daarna: via de placenta en de navelstreng.

Slide 43 - Slide

Heb je over deze basisstof nog vragen? Zo ja, schrijf ze dan hier op

Slide 44 - Open question

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les kan je :

  • beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt

  • de embryonale ontwikkeling beschrijven

Slide 45 - Slide

zelf aan de slag
Heb je tijd over, werk dan aan het tuinkers verslag.

Slide 46 - Slide