2K1 hoofdstuk 4 Taalverz. werkles

Lezen in de klas (stil)
Neem plaats.
Mobiel in je tas/ zak.


Je pakt je leesboek. 

Juf: start de hybride les op/ aanwezigheid.







timer
8:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen in de klas (stil)
Neem plaats.
Mobiel in je tas/ zak.


Je pakt je leesboek. 

Juf: start de hybride les op/ aanwezigheid.







timer
8:00

Slide 1 - Slide

Formulieren 
Vandaag uitdelen en bespreken.
Inleveren bij mentor.

Goed invullen !

Ouders/ verzorgers handtekening!



Slide 2 - Slide

H4: Taalverzorging periode 3
Vandaag: wij werken in Hoofdstuk 4 (blauwe gedeelte) 

Taalverzorging:
Grammatica: je leert over het meewerkend voorwerp.
Formuleren: je leert over verwijswoorden.
Spelling: je leert over verkleinwoorden.




Slide 3 - Slide

Lesopbouw
Vandaag: wij werken in Hoofdstuk 4 (blauwe gedeelte) Taalverzorging.

Terugblik uitleg.
Zelfstandig werken.

Klaar? werken in fictie via som.




Slide 4 - Slide

Planning:

Toets Hoofdstuk 4 (blauwe gedeelte) Taalverzorging volgende week op school. Bereid je goed voor!

Week van 26 april a.s. presentaties gelezen boek in de klas.



Slide 5 - Slide

Terugblik:
De verwijswoorden je, jou en jouw lijken erg op elkaar.
Me, mij en mijn ook.

Je gebruikt jouw en mijn als er bezit achter staat.
bijvoorbeeld:
In dat lokaal ligt mijn jas.
Wat is jouw mening over de nieuwe juf.


Slide 6 - Slide

Terugblik:
Een verkleinwoorden maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zelfstandig naamwoord te plakken.
huis-huisje, stok- stokje

Soms moet je ook nog iets anders veranderen:
*stoel - stoeltje                                          *boom-boompje
*ketting- kettinkje                                    *auto-autootje

bijvoorbeeld:
In dat lokaal ligt mijn jas.
Wat is jouw mening over de nieuwe juf.


Slide 7 - Slide

Terugblik:
Je kent het meewerkend voorwerp in de zin.
Weet je het nog?

In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.

Slide 8 - Slide

Terugblik:
Je kent het meewerkend voorwerp in de zin.
Staat niet in iedere zin, ook het lijdend voorwerp niet.

Voorbeeld:
Yannick brengt zijn paard elke dag hooi.
1. zoek het lv, vraag: wie + gez+ ow? 



Slide 9 - Slide

Terugblik:
Voorbeeld:
Yannick brengt zijn paard elke dag hooi.
1. zoek het lv, vraag: wat + gez+ ow? wat brengt Yannick? 

Nu zoek je het meewerkend voorwerp.
2. aan wie + gez. + ow + lv? 
Antwoord is het mv.



Slide 10 - Slide

Terugblik:
Voorbeeld:
Yannick brengt zijn paard elke dag hooi.

Nu zoek je het meewerkend voorwerp.
2. aan wie + gez. + ow + lv? 
 Aan wie brengt Yannick hooi?
mv: zijn paard



Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken: Stil 
H4 Taalverz.- verkleinwoorden

H4 taalverzorging- opdrachten
In het lesboek of op het Chromebook:
*meewerkend voorwerp
*verwijswoorden
*verkleinwoorden




timer
15:00

Slide 13 - Slide

Afsluiting
Jullie krijgen mee naar huis: formulier !

Evaluatie:
Wat heb je geleerd vandaag?
Wat ging goed?
Wat kan beter?

Slide 14 - Slide