HV1 Chap 1C

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Start chapitre 1

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen deze les?
Nakijken Bloc 1B
Aantekeningen maken bij de uitleg van Chap 1C
Jullie schrijven dia 23 over in je schrift!

Slide 4 - Slide

Bloc 1B

Slide 5 - Slide

Bloc 1B





Slide 6 - Slide

Bloc 1B
goed
Engels
Parijs
Engeland

Slide 7 - Slide

Bloc 1B
Gebruik de tekst en de woordenlijst op
WB p. 40
piscine
France
camping
mais
Paris
plage
sud
avec
Camargue

Slide 8 - Slide

Bloc 1B
Ça va?
Tu es en vacances?
Tu parles anglais?
Tu es dans un camping?

Slide 9 - Slide

Bloc 1B
jij
ik
jij bent
ik ben

Slide 10 - Slide

Bloc 1B

Slide 11 - Slide

Bloc 1B

Slide 12 - Slide

Chap 1C

Slide 13 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Slide 14 - Slide

je   /   j'
tu

il  /  elle
on                     [wij]


nous
vous                 [u]
ils / elles
ik
jij

hij  /  zij
men


wij
jullie
zij

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

voorbeelden:
Je m'appelle Daan.
Comment t'appelles-tu?
Je suis en vacances.
Tu es hollandais[e]?
Il est à Paris.
Je ne comprends pas...
Nous sommes à Lochem.

Slide 17 - Slide

voorbeelden:
Je m'appelle Daan.
Comment t'appelles-tu?
Je suis en vacances.
Tu es hollandais[e]?
Il est à Paris.
Je ne comprends pas...
Nous sommes à Lochem.

Slide 18 - Slide

aantekeningen:

Slide 19 - Slide

Chap 1C   Het werkwoord zijn = être

Slide 20 - Slide

Chap 1C   Het werkwoord zijn = être
ik ben
jij bent
hij is
zij is

je suis
tu es
il est
elle est

Slide 21 - Slide

Chap 1C   Het werkwoord zijn = être
ik ben
jij bent
hij is
zij is

je suis
tu es
il est
elle est

nous sommes
vous êtes
ils sont / elles sont ....
wij zijn
jullie zijn / u bent
zij zijn

Slide 22 - Slide

Chap 1C   Het werkwoord zijn = être
ik ben
jij bent
hij is
zij is

je suis
tu es
il est
elle est

nous sommes
vous êtes
ils* sont / elles** sont
wij zijn
jullie zijn / u bent
zij zijn
** "elles" wordt gebruikt bij alleen maar meisjes/dames.
* "ils" wordt gebruikt bij alleen maar jongens. Maar ook bij jongens en meisjes.

Slide 23 - Slide

/  men is

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Geluidsfragmenten....


Exercice 13c

Exercice 13d

Slide 26 - Slide

0

Slide 27 - Video

Wat is het huiswerk voor de volgende les?

  • Maken (faire): chapitre 1 opdracht 13, 14 en 15  
       (WB blz 16-17-18)
  • Leren (apprendre): vocabulaire A + B (WB blz 40-41)
  • Leren (apprendre): grammaire C (TB blz 12)
  • Leren (apprendre): grammaire C aantekeningen [les notes]
Dia 23

Slide 28 - Slide