Rekenen met recepten

rekenen met recepten
  • maanden van het jaar
  • rekenen met l - dl - ml
  • rekenen met kg - g
  • rekenen hoeveelheden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

rekenen met recepten
  • maanden van het jaar
  • rekenen met l - dl - ml
  • rekenen met kg - g
  • rekenen hoeveelheden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De jaarkalender
- 1 jaar heeft 12 maanden
- 1 jaar heeft 365 0f 366 dagen
- 1 jaar heeft 52 of 53 weken

- weeknummers

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tot wanneer is dit houdbaar?
A
18 januari 2012
B
2 december 2018
C
12 februari 2018
D
18 februari 2012

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel vloeistof kan
in een tube van 100 ml?​


Tip: Je moet 'oversteken' van 'vloeibare inhoud' naar 'meetbare inhoud'

Tip: Maak niet de fout om te denken dat 1 cm3 gelijk is aan 1 cl​

Weten: Je kunt altijd oversteken van liters naar dm3 en van cm3 naar ml:
             km3 - hm3 - dam3 - m3   - dm3 - cm3 - mm3
             kl      - hl      - dal     - liter  - dl      - cl     - ml

hulp
Stap 1: Je moet omrekenen van 'meetbare inhoud' naar 'vloeibare inhoud
Stap 2: Je kunt alleen oversteken van dm3 naar liter OF van cm3 naar ml
hulp
cm3
A
100cm3
B
10cm3

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Inhoud omrekenen
 welke zijn even groot?
4000 l
40 l
4000 ml
40 dm3
4 m3
4000 cm3

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Tot welke maand is dit product houdbaar?
A
april
B
oktober
C
mei
D
augustus

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Maten omrekenen
Kies de goede volgorde van de eenheden van gewicht .
A
g - kg - mg
B
mg - g - kg
C
kg - mg - g
D
kg - mg - g

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Ik wil dit in november gebruiken.
Kan dat?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

15 kilo
 omrekenen 
Je gaat een recept omrekenen van vier naar acht personen.
 Op de volgende slide staan de ingrediënten van een recept.



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel pannenkoeken krijg je bij 50 eetlepels meel?
A
15
B
25
C
35
D
20

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel plakjes boter heb ik nodig bij 10 pannekoeken?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel aardbeien heb ik nodig bij 10 pannenkoeken?
A
2
B
4
C
5
D
5,5

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel kopjes melk heb ik nodig bij 3 plakjes boter?
A
4
B
6
C
8
D
10

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel aardbeien heb ik nodig bij 50 eetlepels meel?
A
7,5
B
10
C
12,5
D
15

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions