WBA 16-10 (code taak 4 H. 2)

• NT2
• ISK

Donderdag 16 oktober

           Welkom 

Startklaar

• Op je plek zitten
• Telefoon in het Zakkie
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 

Het leerdoel

• Aan het eind ken je de hele en halve uren in het Nederlands
• Aan het eind van de les ken je de maanden van het jaar 
• Je kent de maanden
• Je kent hele en halve uren

vandaag

• Uitleg, ijsbreker 3
• korte herhaling: de klok, klok kijken
• De herfst
• De seizoenen en de maanden
• Taak 4, de verjaardag
• Dictee, taak 1  en taak 2
• lezen 

Nieuwe groepjes

• Groepje 1:  Mariya, Jennita, Dzhesur, Sarar
• Groep 2: Limar, Shayna, Aya, Safia
• Groep 3: Oktai, Aren, Emre
• Groep 4:  Farouk, Awad
• Groep 5: Hadia, Habiba, Hussain, Orhan

De nieuwe groep: Lowan Toets H. 1

• Hadia, Habiba, Hussain, Orhan
• Toets hoofdstuk 1
• Ben je klaar? Lezen 

Hoofdstuk 2

Te laat!

De klok

• Hoe laat is het?

-kwart voor/kwart over
-voor half/over half

• Het is.............
• Het is 5 voor half............
• Het is 10 over half........

Hoe laat is het?

1. half 12
2. half 11
3. half 6
4. 11 half

Hoe laat is het?

1. 12 uur
2. 11 uur
3. uur 11
4. 12 uur 5

Hoe laat is het?

1. 5 half
2. half 6
3. half 5
4. half 4

Hoe laat is het?

1. 1 half
2. half 2
3. half 1
4. half 12

Hoe laat is het?

1. 12 uur
2. half 6
3. half 12
4. 6 uur

De herfst (vakantie)

De seizoenen

Seizoenen

januari	februari	maart	april
mei	juni	juli	augustus
september	oktober	november	december

Wat is een ander woord voor frisser?

1. kouder
2. warmer
3. heet
4. gezellig

Waar zie jij de regen?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat is dit?

1. rugpijn
2. verkouden
3. oorpijn
4. hoofdpijn

Wat zijn de regen laarzen?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat is dit?

1. de prullenbak
2. de papegaai
3. de paraplu
4. de parasol

Waar zie je de sjaal?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat is dit?

1. Dit is wandelen.
2. Dit is voetballen.
3. Dit is lezen.
4. Dit is fietsen.

Wat zijn dit?

1. het papier
2. de bladeren
3. het bad
4. de bakker

Waar zie je de eekhoorn?

1. 
2. 
3. 
4. 

Welk seizoen?

Het sneeuwt, het is.............................

De bladeren vallen van de boom, het is........................

Het is heel erg warm, het is.........................

De vogels leggen een ei, het is.............................

• Herhaal de seizoenen.

Herfst

Welke woorden hebben met herfst te maken?

Hoofdstuk 2 Taak 4

Verjaardag

• Luister naar de audio
• iemand feliciteren voor zijn verjaardag
• Kijk naar bladzijde 48

Lezen

• Ben je klaar met de code+ opdrachten?
• Steek je vinger op
• Je krijgt een leesboekje  20 minuten
• Na het lezen>
• woordzoekpuzzel

Terugblik

• De maanden van het jaar  
• klokkijken in het Nederlands  
• De dagen van de week                     
• Wat zijn de dagdelen

Het einde van de les

WBA 16-10 (code taak 4 H. 2)