Als je iemand verliest die je niet kan verliezen

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 9 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

In welk seizoen speelt het verhaal zich af?
A
zomer
B
herfst
C
winter
D
lente

Slide 2 - Quiz

Welk nieuws hield het stadje in de ban?
A
Er was een aanslag op een vreemdeling.
B
Er was een terroristische aanslag in een winkelcentrum.
C
Er was een bomaanslag.
D
Er was een kettingbotsing.

Slide 3 - Quiz

Op welke plaats speelt het verhaal zich af?
A
ziekenhuis
B
winkelcentrum
C
D
trein

Slide 4 - Quiz

Hoe heet de man die geopereerd wordt?
A
Boubakar
B
Mohammed
C
Sulayman
D
Ismael

Slide 5 - Quiz

De kans is groot dat Sulayman gered kan worden.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Hoe heet de bekende chirurg die Sulayman moet redden?
A
Van Dyck
B
Els
C
Sophie
D
Brisaert

Slide 7 - Quiz

Wat neemt Els vlak voor ze aan de operatie begint?
A
een slok alcohol
B
een foto van haar kinderen
C
haar notitieschrift
D
kalmeringspillen

Slide 8 - Quiz

Hoelang is Sulayman al in het land?
A
een jaar
B
twee jaar
C
drie jaar
D
Hij is hier geboren.

Slide 9 - Quiz

Els kent Sulayman.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Deel 2

Slide 11 - Slide

Naar welke film luistert Els?
A
The Lion King
B
Frozen
C
Doornroosje
D
Assepoester

Slide 12 - Quiz

Sulayman heeft al eens een leeuw in het 'echt' gezien.
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Wat had de man van Els?
A
leukemie
B
een hersentumor
C
een hartstilstand
D
longkanker

Slide 14 - Quiz

De 'aandoening' van Els begon omdat ze haar man niet heeft kunnen redden.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

DEEL 3

Slide 16 - Slide

Els weet wat de bloedgroep van Sulayman is.
A
juist
B
fout

Slide 17 - Quiz

Wat verbaast Sulayman aan België?
A
Hier zijn geen leeuwen.
B
Je moet betalen voor het toilet.
C
De treinen hebben altijd vertraging.

Slide 18 - Quiz

Hoeveel kinderen had Sulayman?
A
een
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 19 - Quiz

Door welk voorwerp begint Els te panikeren?
A
een klem
B
een schaar
C
een naald
D
een scalpel

Slide 20 - Quiz