Lees Mee les 8 windenergie

LessonUp.app
1 / 108
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 108 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

LessonUp.app

Slide 1 - Slide

Lees mee les 8
windenergie

Slide 2 - Slide

Windmolens

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Hoeveel windmolens staan er ongeveer nu al in Nederland?
A
200
B
2000
C
1000
D
3000

Slide 5 - Quiz

Hoeveel parken worden er nog gebouwd in de Noordzee?
A
2
B
20
C
7

Slide 6 - Quiz

Waar ligt het grootste zonnepark in Nederland?
A
Apeldoorn
B
Texel
C
Ameland

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Een generator is een soort dynamo
ja
nee

Slide 9 - Poll

Wind- en zonne-energie noem je schone energie. Wat is geen schone energie? (meerdere antwoorden)
A
aardgas
B
aardolie
C
waterkracht
D
steenkolen

Slide 10 - Quiz

Nog eentje toe, filmpje over windmolens in de provincie Drenthe

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Waterkracht
Windenergie
Zonne-energie

Slide 13 - Drag question

Opdracht 1
woorden voor apparaten

Slide 14 - Slide

Wat zie je op deze foto?
A
stofzuiger
B
radiowekker
C
fornuis
D
wasmachine

Slide 15 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
stofzuiger
B
radiowekker
C
fornuis
D
wasmachine

Slide 16 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
tandenborstel
B
verwarming
C
koelkast
D
strijkijzer

Slide 17 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
stofzuiger
B
radiowekker
C
fornuis
D
wasmachine

Slide 18 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
tandenborstel
B
verwarming
C
koelkast
D
strijkijzer

Slide 19 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
tandenborstel
B
verwarming
C
koelkast
D
strijkijzer

Slide 20 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
stofzuiger
B
radiowekker
C
fornuis
D
wasmachine

Slide 21 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
tandenborstel
B
verwarming
C
koelkast
D
strijkijzer

Slide 22 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
tandenborstel
B
staafmixer
C
strijkijzer
D
stofzuiger

Slide 23 - Quiz

Opdracht 2
De structuur van de tekst

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

1. Hoeveel kopjes heeft de tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 26 - Quiz

2. Wat valt op aan het eerste en tweede kopje?

Slide 27 - Open question

3. Hoeveel regels heeft de tekst?
A
32
B
33
C
40
D
99

Slide 28 - Quiz

4. Wat voor bronnen heeft de tekst?
A
boeken
B
tijdschriften
C
websites

Slide 29 - Quiz

Opdracht 3
Nadenken over het onderwerp van de tekst

Slide 30 - Slide

1. Staan er in Amsterdam windmolens? Waar?

Slide 31 - Open question

2. In Nederland zijn er veel windmolens. Waarom is dat zo?

Slide 32 - Open question

3. Wat vind jij van windenergie? Schrijf je mening op.

Slide 33 - Open question

Opdracht 4
De tekst lezen zonder woordenboek

Slide 34 - Slide

timer
10:00

Slide 35 - Slide

1. Reus = een heel erge grote persoon in een sprookje. Waarom heet de tekst 'witte reuzen'?

Slide 36 - Open question

2. Een voordeel is iets positiefs. Wat is een nadeel? Schrijf op!

Slide 37 - Open question

3. Welke 2 voorbeelden van fossiele brandstoffen staan in de 2de alinea? Schrijf op!

Slide 38 - Open question

4. Lees de tekst onder het kopje 'Nadelen'. Wat is het belangrijkste nadeel van windenergie?
A
moeilijke manier om energie te winnen
B
Soms waait het niet
C
windenergie opwekken kost veel geld

Slide 39 - Quiz

5. Lees de tekst onder het kopje 'Windmolenparken'. Hoeveel windmolens zijn er ongeveer in NL?
A
2
B
100
C
2000
D
Wist ik al!

Slide 40 - Quiz

Opdracht 5A
Let op! Alleen de woorden die je weet.
timer
5:00

Slide 41 - Slide

Quizlet: we nemen de woorden samen door

Combineren of leren in quizlet:
https://quizlet.com/nl/527060904/lees-mee-les-8-witte-reuzen-flash-cards/

Slide 42 - Slide

Opdracht 5B
Samengestelde woorden

Slide 43 - Slide

Windmolen

Wind - molen
A
de
B
het
C
-

Slide 44 - Quiz

Wat betekent 'windmolen'?
A
stroom die is opgewekt uit wind
B
molen die wind omzet in stroom
C
stof die een motor laat draaien
D
stof die een motor laat draaien

Slide 45 - Quiz

Windenergie
A
de
B
het
C
-

Slide 46 - Quiz

Wat betekent 'windenergie'?
A
gas dat uit de aarde komt
B
molen die wind omzet in stroom
C
gas dat uit de aarde komt
D
stroom die is opgewekt uit wind

Slide 47 - Quiz

Brandstof

Brand - stof
A
de
B
het
C
-

Slide 48 - Quiz

Wat betekent 'brandstof'?
A
stof die een motor laat draaien
B
iets dat anderen stoort
C
molen die wind omzet in stroom
D
een dikke draad waar stroom door loopt

Slide 49 - Quiz

Aardgas

Aard - gas
A
de
B
het
C
-

Slide 50 - Quiz

Wat betekent 'aardgas'?
A
stroom die is opgewekt uit wind
B
gas dat uit de aarde komt
C
iets dat anderen stoort
D
een dikke draad waar stroom door loopt

Slide 51 - Quiz

Windmolenpark

Wind - molen - park
A
de
B
het
C
-

Slide 52 - Quiz

Wat betekent 'windmolenpark'?
A
stroom die is opgewekt uit wind
B
iets dat anderen stoort
C
molen die wind omzet in stroom
D
een gebied met veel windmolens

Slide 53 - Quiz

Overlast

Over - last
A
de
B
het
C
-

Slide 54 - Quiz

Wat betekent 'overlast'?
A
iets dat anderen stoort
B
stof die een motor laat draaien
C
molen die wind omzet in stroom
D
een dikke draad waar stroom door loopt

Slide 55 - Quiz

Hoogspanningskabel

Hoog - spanning(+s) - kabel
A
de
B
het
C
-

Slide 56 - Quiz

Wat betekent 'hoogspanningskabel'?
A
iets dat anderen stoort
B
gas dat uit de aarde komt
C
een dikke draad waar stroom door loopt
D
stof die een motor laat draaien

Slide 57 - Quiz

5C Mijn nieuwe woorden
timer
7:30

Slide 58 - Slide

Slide 59 - Slide

Mijn nieuwe woorden
uit de tekst

Slide 60 - Mind map

De tweede ronde

Slide 61 - Slide

Opdracht 6
Oefenen met vraagwoorden

Slide 62 - Slide

1. Wat is het vraagwoord?
A
Wie of wat?
B
Wat voor energie?
C
Wat?

Slide 63 - Quiz

Wie of wat ken je wel?

Slide 64 - Open question

2. Wat is het vraagwoord?
A
Wie of wat?
B
Wat voor energie?
C
Wat?

Slide 65 - Quiz

Wat voor energie raakt niet snel op en vervuilt ons milieu niet?

Slide 66 - Open question

3. Wat is het vraagwoord?
A
Wie of wat?
B
Wat voor energie?
C
Wat?

Slide 67 - Quiz

Wat is belangrijk (omdat fossiele brandstoffen op kunnen raken)?

Slide 68 - Open question

4. Wat is het vraagwoord?
A
Wie of wat?
B
Wat voor energie?
C
Wat?

Slide 69 - Quiz

Wie of wat staan bij elkaar in parken?

Slide 70 - Open question

Opdracht 7
De tekst beter begrijpen

Slide 71 - Slide

Lees de tekst van 8A nog eens, nu heel precies. 
timer
5:00

Slide 72 - Slide

1. In welke zin wordt uitgelegd wat windmolens zijn?
A
Groene of duurzame energie is schone energie
B
Je kent ze wel - die witte reuzen in de weilanden
C
Windmolens maken met behulp van de wind groen energie

Slide 73 - Quiz

In regel 4 staat het woordje 'maar'. Na 'maar' komt iets wat je niet verwacht.

Slide 74 - Slide

2. Waarom is het raar dat niet iedereen blij is met windmolens?

Slide 75 - Open question

3. Onder het kopje 'Voordelen' staan 3 voordelen van windenergie, vergeleken met fossiele brandstoffen. Het eerste voordeel is windenergie raakt niet op, fossiele brandstoffen wel. 

Slide 76 - Slide

3a. Met welk signaalwoord begint de zin over het tweede voordeel?

Slide 77 - Open question

3b. Met welk signaalwoord begint de zin over het derde voordeel?

Slide 78 - Open question

Slide 79 - Slide

4. In regel 12 staat het signaalwoord 'namelijk'. Welk signaalwoord betekent hetzelfde als 'namelijk' (regel 9)?

Slide 80 - Open question

5. Hoeveel nadelen lees je onder het kopje 'Nadelen'?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 81 - Quiz

6. Wat is een voordeel van windmolens in zee?
A
We hebben er geen last van
B
Ze zien er mooi uit

Slide 82 - Quiz

7. Wat is een nadeel van windmolens in zee?
A
Het is erg duur
B
Ze staan dichtbij het land

Slide 83 - Quiz

Opdracht 8 
Diagram 
=
geeft een overzicht van informatie

Slide 84 - Slide

Slide 85 - Slide

Opdracht 8
Tekst 8B is een taartdiagram over energieverbruik. Net als een taart is dit diagram rond en het is in stukken verdeeld. Je ziet waarvoor we (meer of minder) energie gebruiken. Bekijk het diagram en beantwoord de vragen.

Slide 86 - Slide

1. Hoeveel van onze energie gebruiken we voor verwarming?
A
Meer dan de helft
B
Minder dan de helft

Slide 87 - Quiz

2. Hoeveel energie gebruiken we voor warm water?
A
Meer dan voor verlichting
B
Minder dan voor verlichting

Slide 88 - Quiz

3. Waarvoor gebruiken we meer energie?
A
Voor koken
B
Voor warm water

Slide 89 - Quiz

Opdracht 9
Tips
=
Advies, goed idee

Slide 90 - Slide

Opdracht 9
In tekst 8C staan tips om energie te besparen (= minder energie gebruiken). Lees de tips en beantwoord de vragen. 
timer
1:00

Slide 91 - Slide

Slide 92 - Slide

1. Wat is het doel van deze tips?

Slide 93 - Open question

2. Welke tip is het beste?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 94 - Quiz

3. Welke tip doe jij zelf altijd?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 95 - Quiz

4. Welke tip doe jij nooit?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 96 - Quiz

5. Heb jij zelf een goed tip voor anderen?

Slide 97 - Open question

Opdracht 10
Een schema met voor- en nadelen

voordeel = iets positiefs
nadeel = iets negatiefs

Slide 98 - Slide

Slide 99 - Slide

Slide 100 - Slide

Slide 101 - Slide

Opdracht 11
Nakijken, Leren en de woordentoets en woordenmixtoets

Slide 102 - Slide

Slide 103 - Slide

Slide 104 - Slide

Slide 105 - Slide

Slide 106 - Slide

Slide 107 - Slide

Extra: 
https://create.kahoot.it/details/26d48ef4-45cb-47c1-b014-
f8dd05874e67

Zie kruiswoordpuzzel sharepoint

Slide 108 - Slide