- De
zender verpakt de boodschap op een bepaalde manier. Hij
codeert de boodschap onder meer met de taal die hij spreekt, de
non-verbale signalen die hij verstuurt en de context/omgeving waar hij aan refereert.
-De
ontvanger heeft de taak de boodschap te
decoderen. Dat doet hij met zijn waarneming. Hij luistert naar de taal, interpreteert de
non-verbale communicatie, probeert de context te begrijpen, enzovoorts.
-Tot slot is het cruciaal om te beseffen dat er overal in het proces interne of externe ruis kan optreden. Dat zijn alle factoren die de communicatie verstoren.
-Externe ruis doet zich bijvoorbeeld voor als de telefoonverbinding slecht is, er een grote vrachtwagen langsrijdt of iemand onverwacht de ruimte komt binnenlopen. Interne ruis treedt op door de interne toestand van een van de communicatiepartners: de ontvanger denkt aan iets anders, de zender voelt zich niet lekker of heeft haast, et cetera.