,

Unidad 5: ¡Qué bonito!

unidad 5
¡Qué bonito!
1 / 48
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

unidad 5
¡Qué bonito!

Slide 1 - Slide

Inhoud

  • het voorzetsel 'para'
  • een datum noteren in het Spaans
  • herhaling lidwoorden
  • kleding en kleuren
  • naar de prijs vragen
  • getallen t/m 100
  • het aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Slide

Het voorzetsel 'para'

Slide 3 - Slide

¿Cuándo es tu cumpleaños?
In het Spaans noteer je een datum als volgt:
 


Voorbeelden:
* ¿Cuándo es tu cumpleaños?  (Wanneer is jouw verjaardag)
- Mi cumpleaños es el 30 de septiembre
(in Spanje zeggen ze: de 30e van september)

* ¿Qué fecha es hoy? (Welke datum is het vandaag?)
-  Hoy es el 20 de marzo de 2020

enero
febrero
marzo
abril
mayo
junio
julio
agosto
septiembre
octubre
noviembre
diciembre
el dag + de maand + de jaar 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

La ropa y los colores
Waar moet je op letten:
  • Om te vertellen welke kleding je draagt gebruik je het werkwoord 'llevar'. 
  • Als je bijvoeglijke naamwoorden (ook kleuren) gebruikt, moet je deze soms aanpassen aan het zelfstandig naamwoord:



Slide 8 - Slide

Lleva unos zapatos baratos. 
Llevo un bañador amarillo.
Llevan unas camisetas caras. 
Let op!
Gebruik altijd un / una / unos / unas
* lleva unos zapatos  baratos = Hij/zij draagt een paar goedkope schoenen.
* llevo un bañador amarillo = Ik draag een gele zwembroek.
* llevan unas camisetas caras = Zij dragen (een aantal) dure t-shirts.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Los colores/ Vocabulario
Una falda azul.
Un bañador gris. 
Unos pantalones cortos negros.
Un vestido rojo. 
Unas gafas amarillas.
Una sudadera rosa.
Una chaqueta verde.

Slide 11 - Slide

Los colores
Let op:
Een aantal kleuren heeft voor mannelijk en vrouwelijk dezelfe vorm. Dit zijn:
  • verde / azul / marrón / gris
  • rosa (un vestido rosa / una gorra rosa)
  • naranja (unos zapatos naranjas / una falda naranja)
  • violeta

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden: kleding 
1. Un vestido bonito -        el vestido
2. Una falda cara-                la falda 
3. Botas grandes-                la bota


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Naar de prijs vragen
¿Cuánto cuesta ……….…? = Wat kost………?
¿Cuánto cuestan………….? = Wat kost(en)…..?

Voorbeelden:
¿Cuánto cuesta esta camiseta? (Wat kost dit t-shirt?)
 --- La camiseta cuesta cuarenta euros.
 ¿Cuánto cuestan las gafas de sol? (Wat kost de zonnebril?)
--- Las gafas de sol cuestan treinta y ocho euros.

Let goed op:
Wanneer gebruik je cuesta en wanneer cuestan?

Slide 15 - Slide

0

Slide 16 - Video

Los números del 0 al 100
Bij de getallen tot en met 100 moet je goed op de schrijfwijze letten. 
Kijk op blz. 60 van je tekstboek voor alle getallen.

Getallen t/m 29 worden aan elkaar geschreven:
  • 22 = veintidós
  • 18 = dieciocho
Vanaf 31 worden getallen los geschreven:
  • 31 = treinta y uno
  • 88 = ochenta y ocho

Slide 17 - Slide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Druk op de rode knop. Kijk daarna het filmpje op de volgende dia.
Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands: deze/dit of die/dat.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans. 
Kijk ook in je boek op blz. 72.
aquí(hier)

ahí (daar)

afstand 
tot 
spreker
enkelvoud
meervoud
MNL.
VR.
VR.
MNL.
este
ese

esta
esa

estos
esos

estas
esas


(deze,dit)

(die, dat)


vertaling
Voorbeelden:
1. Dit t-shirt is rood.                         Esta camiseta es roja.
2. Hoeveel kost die zonnebril?     ¿Cuánto cuestan esas gafas de sol?

Ezelsbruggetje!
esTe, esTa --> dichtbij, hoe dichterbij hoe meer (letters) je kunt zien;
ese, esa --> verweg, want je kunt minder (letters) zien

Slide 20 - Slide

Dus bij het aanw vnw let je op:
  • het aanw. vnw richt zich naar het zelfst nw; het krijgt dezelfde 'vorm' als het zelfst nw: estas gafas, estos pantalones, esta falda
  • Er zijn vormen die verwijzen naar iets wat zich dichtbij bevindt (in NL: deze, dit) en zaken die zich ver weg bevinden (in NL: die, dat)

Slide 21 - Slide

noem vier kleuren
in het Spaans

Slide 22 - Mind map

vertaal in het Spaans: de jurk

A
la falda
B
el vestido
C
el guante
D
el jersey

Slide 23 - Quiz

vertaal in het Spaans: de spijkerbroek
A
las gafas
B
los pantalones
C
los vaqueros
D
los guantes

Slide 24 - Quiz

vertaal in het Spaans:
de kantoor- boekhandel
A
la heladería
B
la librería
C
la papelería
D
la zapatería

Slide 25 - Quiz

vertaal in het Spaans: januari
timer
0:30

Slide 26 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans:
5 december
timer
0:30

Slide 27 - Open question

Zoek de fout in de zin:
Juan llevas un jersey naranja.
A
llevas
B
un
C
naranja

Slide 28 - Quiz

Vertaal de volgende zin in het Spaans:
Ik draag een zwarte spijkerbroek
timer
0:30

Slide 29 - Open question

Welk woord in de zin is fout:
Los domingos mis hermanos siempre llevan unos zapatos naranjos.

Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands deze/dit of die/dat.
Tip
de kleur naranja (oranje) is een van die kleuren die voor mannelijk en vrouwelijk dezelfde vorm heeft.
A
llevan
B
unos
C
naranjos

Slide 30 - Quiz

¿En qué tienda compras una carpeta?
(In welke winkel koop je 'una carpeta')?
A
la papelería
B
la tienda de ropa
C
la heladería
D
la panadería

Slide 31 - Quiz

zoek de fout in de zin:
Estas falda es muy bonita.
A
estas
B
falda
C
muy
D
bonita

Slide 32 - Quiz

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:
(dit) chica es muy guapa
A
este
B
estos
C
esta
D
estas

Slide 33 - Quiz

Vul het juiste aanw voornaamwoord in: (deze) pantalones son demasiado largos.
A
este
B
esta
C
estos
D
estas

Slide 34 - Quiz

¿Como se dice en español "16"?
A
dieciséis
B
veintiséis
C
seis
D
diecisiete

Slide 35 - Quiz

¿Cómo se dice en español "49"?
A
cauranta y nuebe
B
nueve y cuarenta
C
treinta y ocho
D
cuarenta y nueve

Slide 36 - Quiz

¿Qué significa "setenta y ocho"?
A
88
B
78
C
67
D
87

Slide 37 - Quiz

¿Cómo se escribe "31" en español?
timer
0:20

Slide 38 - Open question

¿Cómo se escribe "92" en español?
timer
0:20

Slide 39 - Open question

8

Slide 40 - Video

00:24
Wat betekent 'los vaqueros?

Slide 41 - Open question

00:35
Wat betekenen de woorden 'amarillo' y 'negro'
A
wit en zwart
B
licht en donker
C
geel en zwart

Slide 42 - Quiz

01:17
Wat zou 'me llevo los dos' in het Nederlands betekenen?

Slide 43 - Open question

02:01
Wat betekent het woord 'demasiado'?
A
heel
B
niet
C
te
D
weinig

Slide 44 - Quiz

02:29
Voor het woord 'camiseta' hebben we in het Nederlands twee vertalingen. Welke zijn dat?
A
blouse
B
t-shirt
C
hemdje / top
D
vestje

Slide 45 - Quiz

02:44
Waarom is de moeder een beetje geïrriteerd?

Slide 46 - Open question

03:03
Wat betekent 'la maleta'?
A
sluiten
B
slaapkamer
C
de koffer
D
het strand

Slide 47 - Quiz

03:33
Wat zijn de vader en dochter uiteindelijk toch nog vergeten?
A
zonnebril
B
hoed
C
handdoek
D
zwemkleding

Slide 48 - Quiz