zwak ww. in v.t. en volt.dw. klas 4

het zwakke werkwoord 
in de verleden tijd en het voltooid deelwoord 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

het zwakke werkwoord 
in de verleden tijd en het voltooid deelwoord 

Slide 1 - Slide

machen
antworten*
ich
machte
antwortete
du
machtest
antwortetest
er/sie/es/man
machte
antwortete
wir
machten
antworteten
ihr
machtet
antwortetet
sie/Sie
machten
antworteten
zwakke werkwoorden - Präteritum

Slide 2 - Slide

machen
antworten*
ich
machte
antwortete
du
machtest
antwortetest
er/sie/es/man
machte
antwortete
wir
machten
antworteten
ihr
machtet
antwortetet
sie/Sie
machten
antworteten
zwakke werkwoorden - Präteritum

Slide 3 - Slide

Waar moet je aan denken bij de verleden tijd van werkwoorden waarvan de stam op een -d of op een -t eindigt?
A
laatste letter is een -t
B
die krijgen altijd een extra -e
C
Altijd met een hoofdletter
D
alleen bij du, er/sie/es en ihr een extra -e

Slide 4 - Quiz

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-te
-test
-te
-ten
-ten
-tet

Slide 5 - Drag question

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
red
red
red

red
red
red
-ete
-etest
-ete
-eten
-eten
-etet

Slide 6 - Drag question

* als de stam van een werkwoord eindigt op -d of -t of de werkwoorden öffnen, atmen, regnen, rechnen, zeichnen wordt er tussen de uitgangen van de verleden tijd en de stam een extra e toegevoegd.


Slide 7 - Slide

Ich (folgen) den Weg nach Hause.

Slide 8 - Open question

Warum (reden) ihr die ganze Zeit?

Slide 9 - Open question

Er (brauchen) ein Wörterbuch für die Übersetzung.

Slide 10 - Open question

Das neue Fahrrad (kosten) €300,-

Slide 11 - Open question

(Lernen) Sie die Verben?

Slide 12 - Open question

1.Wieviele Einwohner hat Deutschland?
A
83 Millionen
B
68 Millionen
C
75,3 Millionen
D
57 Millionen

Slide 13 - Quiz

6.Welche Farben hat die Deutsche Flagge?
A
schwarz - gold - rot
B
schwarz - rot- gelb
C
schwarz - gold - grau
D
schwarz - rot - gold

Slide 14 - Quiz

Partizip (voltooid deelwoord)
zwakke werkwoorden:
1. Hoofdregel 
2. Uitzondering: stam op -d/-t &
atmen/öffnen enz.
3. Uitzondering: be-, ent-, er- of ver-
4. Uitzondering: -ieren


+ een t.t. van haben of sein = Perfekt

Slide 15 - Slide

Regelmatige werkwoorden - Partizip
3. be-, er-, ent-, of ver-
stam + t: besucht

4. - ieren
stam + t : studiert
1. Hoofdregel
ge + stam + t : gemacht

2. stam op -d/-t &
atmen, öffnen enz.
ge + stam + et : gearbeitet, 
geöffnet 

Slide 16 - Slide

Onegelmatige werkwoorden - Partizip
Moet je gewoon leren

haben: gehabt
sein:  gewesen
werden: geworden 

Slide 17 - Slide

Er hat viel ___ (reden)!

Slide 18 - Open question

Wir haben das gestern ___ (machen).

Slide 19 - Open question

Du bist immer sehr ___ (versorgen).

Slide 20 - Open question

Er hat nicht lange ___ (studieren).

Slide 21 - Open question

Ihr habt lang ___ (rechnen).

Slide 22 - Open question

Sleep het werkwoord  naar het juiste voltooid deelwoord
studiert
gestudiert
gehören
gehört
geversorgt
versorgt
geredt
geredet
gearbeitet
gearbeit
besucht
gebesucht
hören
reden
arbeiten
studieren
besuchen
versorgen

Slide 23 - Drag question