Epilepsie

Epilepsie 

1 / 35
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Epilepsie 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen (waarom en wat)
  • De student  beschrijft de definitie van epilepsie
  • De student benoemt de oorzaken van epilepsie
  • De student beschrijft de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
  • De student beschrijft de kenmerken van Partiële/focale epilepsie
  • De student heeft inzicht van de medicatie die wordt ingezet bij epilepsie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij van epilepsie?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat is epilepsie?
Een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken epilepsie

  • Geboorte trauma (zuurstof gebrek tijdens de geboorte)
  • Hersenletsel (bloeding, infarct, ontsteking, tumor etc..)
  • Erfelijke factoren
  • Degeneratie 
  • Verstandelijke beperking ( 30% zorgvragers verstandelijke beperking heeft epilepsie)



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Triggers
  • overmatig alcoholgebruik en drugs
  • slaaptekort
  • de periode voor of na spanningen/emoties/stress
  • hormonale veranderingen
  • lichtflitsen of andere prikkels (veel, snel)
  • temperatuurswisseling zoals bij koorts
  • het niet innemen van de medicatie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions




2 Soorten
 epileptische aanvallen


Partiele/focaal aanvallen



Gegeneraliseerde aanvallen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Gegeneraliseerd en partiele epilepsie


> Gegeneraliseerd (twee kanten)
> Partiele epilepsie (een kant/gebied)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Gegeneraliseerde aanvallen

Begint midden in de hersenen
Bewustzijn is verstoord
Motorische verschijnselen gaat over alle willekeurige spieren
Deze aanvallen komen vaker voor bij zorgaanvragers met Alzheimer of downsyndroom.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Gegeneraliseerde epilepsie
  • Myoclonische aanvallen
  • Absences
  • Atonische aanvallen 
  • Tonisch-clonische aanvallen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Fases Gegeneraliseerde aanval 
Tonisch clonische aanval: 
                                       Aura (verschijnsel)
                                       Tonische fase, aanspannen spieren
                                       Clonische fase, lichaam schokt
                                       Verslappingsfase,  lichaam gaat ontspannen
                                       Herstelfase,  verward/moe/hoofdpijn

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Myoclonische aanvallen
  • Deze aanvallen gaan gepaard met snelle, schokkende bewegingen van spiergroepen. 
  • Ze kunnen mild zijn, zoals een schok in de arm, of ernstiger met hevige spierschokken door het hele lichaam.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Absence

  • Plotseling kortdurende bewustzijnsdaling.
  • Voor zich uit staren.
  • Subtiele beweging of  schokjes.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Absences
  • Absences zijn korte periodes van bewustzijnsverlies die vaak voorkomen bij mensen met gegeneraliseerde epilepsie, vooral bij kinderen
  • Tijdens een absence lijkt de persoon tijdelijk afwezig te zijn en kan de omgeving lijken te vervagen. 
  • Absences kunnen verschillende seconden tot een halve minuut duren.
  • Worden meestal niet gevolgd door een verwardheidsperiode.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Atonisch aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen verliest de persoon plotseling de spierspanning, wat kan leiden tot vallen zonder waarschuwing. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Tonisch-clonische aanvallen
  • Ook bekend als grand mal-aanvallen
  • Deze zijn vaak hevig en betrekken het hele lichaam
  • De tonische fase wordt gekenmerkt door spierstijfheid, gevolgd door de clonische fase met schokkende bewegingen
  • Na de aanval kan de persoon gedesoriënteerd en vermoeid zijn. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Partiele aanvallen

Spelen af in aanwijsbare plaats in de hersenen.
Aanval beperkt tot 1 lichaamsdeel.
Zorgvrager is gedeeltelijk of geheel bij bewustzijn.
Duur enkele seconden of minuten zonder dat dit wordt waargenomen door een ander.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Partiële epilepsie
  • Eenvoudige partiële aanvallen
  • Complexe partiële aanvallen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Eenvoudige partiële aanvallen
  • Deze aanvallen beginnen in een specifiek deel van de hersenen 
  • Veroorzaken lokale symptomen, zoals:
  • - tintelingen, 
  • - spierkrampen 
  • - of vreemde geuren of smaken. 
  • Het bewustzijn blijft behouden. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Complexe partiële aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen ervaart de persoon veranderingen in het bewustzijn, 
  • met mogelijk onwillekeurige bewegingen zoals kauwen, slikken, frunniken aan kleding, en complexe handelingen. 
  • Na de aanval kan de persoon zich verward en vermoeid voelen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Behandeling
  • Medicamenteuze behandeling (anti-epileptica)
- helpt in ± 70 % van alle gevallen
- werking wordt o.a. met bloedspiegel bepaald
- heeft over het algemeen nadelige bijwerkingen
- therapietrouw is belangrijk

  • Chirurgische behandeling om haard te verwijderen
  • Ketogeen (weinig koolhydraten, veel vet) dieet (vooral bij kinderen)
  • Deep Brain Stimulation (DBS) 
  • Nervus Vagus Stimulatie


Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Coupeermedicatie
Medicatie die ervoor zorgt dat aanval onderbroken wordt. (Couperen betekent 'afsnijden'). Medicatie wordt ingebracht via:

  • Rectaal: Stesolid rectiole
  • Wangzak: Rivotril druppels
  • Neusspray: Midazolam



Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Medicijnen (anti-epilectia)
Levetiracetam: Merknaam: Keppra.
 
Valproïnezuur: Merknamen: Depakine, Orfiril.

Carbamazepine: Merknaam: Tegretol.

Lamotrigine: Merknamen: Lamictal, Dispers.

Fenytoïne: Merknaam: Epanutin
Topiramaat: Merknaam: Topamax.
  
Oxcarbazepine: Merknaam: Trileptal.

Clobazam: Merknaam: Frisium.

Ethosuximide: Merknaam: Zarontin.

Clonazepam: Merknaam: Rivotril.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Leefregels
  • Rekening houden met de ziekte
  • Baden (zwemmen) 
  • Sporten 
  • Helm dragen
  • Beperkt alcoholgebruik
  • Autorijden 
  • Beroep
  • Slapen / rusten
  • Stressvolle situaties vermijden
  • Uitlokkende prikkels vermijden

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welke interventies pas je toe bij een epileptisch insult?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Aandachtspunten bij de begeleiding

Slide 32 - Mind map

  • Observeren
  • Veilige omgeving
  • aanspreken
  • verstikkingsgevaar
  • ondersteunen bij acceptatie gevolgen epilepsie
  • passende activiteiten aanbieden
  • prikkelarme omgeving
  • Controleren op verwondingen na aanval
  • Lichamelijke verzorging na aanval (verlies urine)
  • Medicatie toedienen (protocol)
  • Medische hulp inschakelen
  • Goed rapporteren
  • Dagboekje bijhouden
wat zijn je observatie punten van je verpleegkundige rol?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

Verpleegkundige zorg
Goed observeren:
  • Was er een aura / voortekenen?
  • Hoe / waar begon de aanval?
  • Hoelang duurde de aanval?
  • Tijdstip van de aanval
  • Verschijnselen tijdens de aanval (bewustzijn, motorisch, ogen, ademhaling)
  • Gedrag vóór de aanval
  • Uitlokkende factoren
  • Veranderingen in gezondheidstoestand

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Verpleegkundige zorg vervolg
  • Goed invullen van een aanvalskalender
  • Bescherming bieden
  • Zorg bieden na een aanval (incontinentie, bedrust, verwardheid)
  • Begeleiding bij medicatie-inname
  • Voorlichting over medicatie, leefregels
  • Verwijzen naar patiëntenvereniging

Slide 35 - Slide

This item has no instructions