5.7 woordsoorten Deel C

5.7 woordsoorten deel C
Mavo 3

In deze les herhalen we het benoemen van de woordsoorten.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.7 woordsoorten deel C
Mavo 3

In deze les herhalen we het benoemen van de woordsoorten.

Slide 1 - Slide

Een vragend voornaamwoord

Slide 2 - Slide

Is het woord 'wie' een vragend voornaamwoord?
Wie heeft jouw brood opgegeten?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Is het woord 'waarom' een vragend voornaamwoord?
Ik snap niet waarom hij zo boos is.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Is het woord 'wat' een vragend voornaamwoord?
Wat heb jij in je tas zitten?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Is het woord 'waar' een vragend voornaamwoord?
Waar legde je je sleutels neer?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Is het woord 'wanneer' een vragend voornaamwoord?
Ik weet niet wanneer de les begint.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Is het woord 'welke' een vragend voornaamwoord?
Ik vroeg haar welke leerlingen absent waren.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Waarom zijn wie, wat en welke
en waarom, waar en wanneer niet?

Slide 9 - Open question

Leertekst: het vragend voornaamwoord blz. 230
Iets of iemand

Slide 10 - Slide

psv, wkv of bzv?

Slide 11 - Slide

We moesten ons inschrijven voor het schoolproject.
Wat is 'ons' ?
A
psv-o
B
psv-v
C
wkv
D
bzv

Slide 12 - Quiz

Hun ouders kwamen te laat op de ouderavond.
Wat is 'hun' ?
A
psv-o
B
psv-v
C
wkv
D
bzv

Slide 13 - Quiz

De leraar vroeg of ik mijn huiswerk had gemaakt.
Wat is 'ik' ?
A
psv-o
B
psv-v
C
wkv
D
bzv

Slide 14 - Quiz

Haar reactie op het nieuws was heel emotioneel.
Wat is 'haar' ?
A
psv-o
B
psv-v
C
wkv
D
bzv

Slide 15 - Quiz

De directeur gaf haar een bos bloemen.
Wat is 'haar' ?
A
psv-o
B
psv-v
C
wkv
D
bzv

Slide 16 - Quiz

De kinderen moesten zich omkleden voor de gymles.
Wat is 'zich' ?
A
psv-o
B
psv-v
C
wkv
D
bzv

Slide 17 - Quiz

Leertekst: het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord blz. 67 en het wederkerend voornaamwoord blz. 229

Slide 18 - Slide

Noteer van ieder werkwoord in de onderstaande zin of het een hww of een zww is.
Ze heeft uren gewerkt aan haar presentatie.

Slide 19 - Open question

Noteer van ieder werkwoord in de onderstaande zin of het een hww of een zww is.
De kinderen speelden tot het donker werd in de tuin.

Slide 20 - Open question

Noteer van ieder werkwoord in de onderstaande zin of het een hww of een zww is.
De kinderen speelden tot het donker werd in de tuin.

Slide 21 - Open question

Noteer van ieder werkwoord in de onderstaande zin of het een hww of een zww is.
Je zou daar best eens gelijk in kunnen hebben.

Slide 22 - Open question

Aan de slag:
Maak opdracht 9

Slide 23 - Slide