5.5 Spreekwoorden les 1 en 2

Hoofdstuk 5.5 Woorden les 1

Op tafel:
- schrift
- laptop (opgestart)
- werkboek
- pen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5.5 Woorden les 1

Op tafel:
- schrift
- laptop (opgestart)
- werkboek
- pen

Slide 1 - Slide

Spoorboekje
  • Lesdoel
  • instructie over spreekwoorden
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je leert wat spreekwoorden zijn en je kunt 4 verschillende spreekwoorden uitleggen.

Slide 3 - Slide

Uitleg spreekwoorden
  • Een spreekwoord is een vaste zin met een speciale betekenis. 
    Bijvoorbeeld: Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

  • De betekenis van spreekwoorden moet je leren.
  • Je kunt de betekenis van spreekwoorden opzoeken in een spreekwoordenboek of in een online woordenboek.
  • Je zoekt dan bij het belangrijkste woord, meestal een zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Slide

Oefenen
Pak bladzijde 138 van je werkboek erbij en start je laptop op in Google.
We zoeken samen de betekenissen van de spreekwoorden op en vullen die in de tabel in.

Slide 5 - Slide

Welke spreekwoorden herken je in de volgende video?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Zoekplaat
In de volgende dia zie je een zoekplaat. Daar zitten heel veel spreekwoorden verstopt.
Kun jij er een paar vinden? Schrijf op welke je gevonden hebt.
timer
3:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Even oefenen

Slide 10 - Slide

Moet je een spreekwoord
letterlijk of figuurlijk nemen?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz

De appel valt niet ver van de boom.
A
Het is nergens beter dan thuis
B
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
C
Kinderen lijken vaak op hun ouders
D
Hele goede vrienden zijn

Slide 12 - Quiz

Je eigen vlees en bloed.
A
Jouw eigen kind of kinderen
B
Kinderen lijken op hun ouders
C
Mensen veranderen
D
Hele goede vrienden

Slide 13 - Quiz

Jong geleerd, oud gedaan.
A
Mensen veranderen
B
Het is nergens beter dan thuis
C
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
D
Verstandig genoeg zijn om je eigen beslissingen te nemen

Slide 14 - Quiz

Oost west, thuis best.
A
Iemand enthousiast ontvangen
B
Geen last hebben van iemand
C
Het is nergens beter dan thuis
D
Kinderen lijken vaak op hun ouders

Slide 15 - Quiz

Met bloed, zweet en tranen.
A
Boos zijn
B
Hard hijgen omdat je je hebt ingespannen
C
Iemand leuk vinden
D
Ergens veel moeite voor doen

Slide 16 - Quiz


Dit zuig ik uit mijn duim.
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
Dat verzin ik
D
maken van niets een groot probleem

Slide 17 - Quiz


Door dik en dun.
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 18 - Quiz


Met het verkeerde been uit bed gestapt.
A
uit je hoofd weten
B
in een slechte bui zijn
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 19 - Quiz


Alles is weer koek
en ei.
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
maken van niets een groot probleem

Slide 20 - Quiz

Aan de slag



Je hoeft geen opdrachten uit je boek te maken maar...
  1. We gaan eerst 5 minuten in stilte de woorden lezen op blz 130. 
  2. Je gaat in magister leermiddelen aan het werk met de woordentrainer van hoofdstuk 5
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Hoofdstuk 5.5 Woorden les 2

Slide 22 - Slide

Spoorboekje
  • Herhalen spreekwoorden
  • Kijken naar een filmpje
  • Zelfstandig aan het werk 

Slide 23 - Slide

Uitleg spreekwoorden
  • Een spreekwoord is een vaste zin met een speciale betekenis. 
    Bijvoorbeeld: Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

  • De betekenis van spreekwoorden moet je leren.
  • Je kunt de betekenis van spreekwoorden opzoeken in een spreekwoordenboek of in een online woordenboek.
  • Je zoekt dan bij het belangrijkste woord, meestal een zelfstandig naamwoord.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Zelfstandig werken les
  • Je maakt opdracht 1 tot en met 11 in je werkboek
  • Je oefent 10 minuten met de woordentrainer
  • Je maakt de 'test jezelf' van hoofdstuk 5.5 

Slide 26 - Slide