examenidioom hoofdstuk 1 t/m 5

Examenidioom 1 t/m 5
1 / 58
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Examenidioom 1 t/m 5

Slide 1 - Slide

une éducation
A
een opvoeding
B
een gezin

Slide 2 - Quiz

le cadet
A
de volwassene
B
de jongste

Slide 3 - Quiz

Une amitié
A
een liefde
B
een vriendschap

Slide 4 - Quiz

un bisou
A
een zoentje
B
het feest

Slide 5 - Quiz

la confiance
A
de ruzie
B
het vertrouwen

Slide 6 - Quiz

épouser
A
ontvangen
B
trouwen

Slide 7 - Quiz

accueilir
A
ontvangen
B
met elkaar opschieten

Slide 8 - Quiz

marier
A
trouwen
B
verwennen

Slide 9 - Quiz

plaire
A
flirten
B
plezieren

Slide 10 - Quiz

ressembler à
A
lijken op
B
achterlaten

Slide 11 - Quiz

poli
A
menselijk
B
beleefd

Slide 12 - Quiz

le collège
A
de onderbouw
B
de bovenbouw

Slide 13 - Quiz

apprendre
A
leren
B
volgen

Slide 14 - Quiz

suivre
A
volgen
B
studeren

Slide 15 - Quiz

une formation
A
de bovenbouw
B
een opleiding

Slide 16 - Quiz

réussir
A
leren
B
slagen

Slide 17 - Quiz

le bulletin
A
het rapport
B
het schoolplein

Slide 18 - Quiz

Un enseignant
A
een onderwijzer
B
een leerling

Slide 19 - Quiz

la rentrée
A
he begin van het schooljaar
B
het lesrooster

Slide 20 - Quiz

bilingue
A
vertalen
B
tweetalig

Slide 21 - Quiz

redoubler
A
zitten blijven
B
oplossen

Slide 22 - Quiz

la compréhension
A
het begrip
B
een geheugen

Slide 23 - Quiz

sévère
A
streng
B
nadenken

Slide 24 - Quiz

Cuisiner
A
Koken
B
Wegen

Slide 25 - Quiz

Un repas
A
Een ontbijt
B
Een maaltijd

Slide 26 - Quiz

La viande
A
Het vlees
B
De groenten

Slide 27 - Quiz

Un poisson
A
Een drankje
B
Een vis

Slide 28 - Quiz

Le poids
A
Het gewicht
B
Een taart

Slide 29 - Quiz

L’odeur
A
De geur
B
Een blikje

Slide 30 - Quiz

Grignoter
A
Knabbelen
B
Klaarmaken

Slide 31 - Quiz

Une canette
A
Een blikje
B
Een wijngaard

Slide 32 - Quiz

La bouteille
A
De fles
B
Een korting

Slide 33 - Quiz

Faire la vaisselle
A
Afwassen
B
Mengen

Slide 34 - Quiz

le propiètaire
A
de eigenaar
B
de bouw

Slide 35 - Quiz

un établissement
A
Een onderneming
B
Een voorstad

Slide 36 - Quiz

Ranger
A
opruimen
B
schoonmaken

Slide 37 - Quiz

nettoyer
A
bouwen
B
schoonmaken

Slide 38 - Quiz

Une statue
A
Een standbeeld
B
Een bouwterrein

Slide 39 - Quiz

Le paysan
A
de boer
B
de burger

Slide 40 - Quiz

une chèvre
A
de oogst
B
een geit

Slide 41 - Quiz

la poubelle
A
de vuilnisbak
B
het geluid

Slide 42 - Quiz

traverser
A
huisvesten
B
oversteken

Slide 43 - Quiz

Le pré
A
de weide
B
de voorstander

Slide 44 - Quiz

La récolte
A
de oogst
B
de beeldhouwkunst

Slide 45 - Quiz

considérable
A
aanzienlijk
B
genoeg

Slide 46 - Quiz

éclatant
A
voornaamste
B
schitterend

Slide 47 - Quiz

vachement
A
bijna
B
onwijs

Slide 48 - Quiz

véritable
A
echt
B
kostbaar

Slide 49 - Quiz

plein de
A
vol met
B
kostbaar

Slide 50 - Quiz

presque
A
iets
B
bijna

Slide 51 - Quiz

partout
A
iemand
B
overal

Slide 52 - Quiz

La minorité
A
de minderheid
B
de meerderheid

Slide 53 - Quiz

La majorité
A
de minderheid
B
de meerderheid

Slide 54 - Quiz

séduisant
A
verleidelijk
B
doeltreffend

Slide 55 - Quiz

contradictoire
A
tegenstrijdig
B
veeleisend

Slide 56 - Quiz

raisonnable
A
verstandig
B
doeltreffend

Slide 57 - Quiz

Au revoir!

Slide 58 - Slide