11 februari 2021

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Vandaag:

- check in;

- argumentatieleer;

check out.

Argumentatie

"Het wordt in de winter veel te koud."

"Twee bananen per week zijn goed voor je."

"Roken is gewoon superslecht, man."

"Dat tasje is echt wat voor mij."

Standpunt

Dat waar je de ander van wil overtuigen.

Mening, visie, opvatting, stelling, claim of conclusie.

"want, ... 90% van alle rokers sterft vroegtijdig aan longkanker."

", aangezien er gisteren vijftien doden waren."

Argumenten

Uitspraken die een mening of standpunt ondersteunen of juist aantonen dat een mening onjuist is.

Argumentatie, betoog of redenering

Alle argumenten bij elkaar.

Tegenargument

Uitspraak die laat zien waarom een uitspraak onjuist of minder aanvaardbaar is.

Iemand zegt iets wat totaal niet waar is ...

Jij geeft hem duidelijk geen gelijk en komt met een tegenargument.

Geef een voorbeeld van een tegenargument.

Weerlegging of argument tegen

Jij geeft argument 1, ziet daar onverhoopt toch een nadeel in in argument 2, maar je benoemt extra positieve punten in argument 3.

Denk aan mogelijke tegenargumenten die je tegenstander kan bedenken.

Kijk ook kritisch naar je eigen argumenten.

Op die manier kun jij vooraf weerleggingen verzinnen die je in je argumentatie opneemt.

Zo zie je schoonheidsfoutjes!

Feit

"De rook die ze inademt en uitblaast, bestaat voor 99,9999999% uit schadelijke stoffen, zoals fosfaat, cadmium en koper."

Waarde

"... ,want ik vind het gewoon lekker."

Onthoud:

Standpunt ... + argument 1 ... + argument 2 ...