Mens en Zorg Periode 3, les 1

Mens en Zorg
Periode 3
1 / 45
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Mens en Zorg
Periode 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom in de les Regels Z&W
  1. Mobiel in mobielentas
  2. Eten en drinken tijdens pauzes 
  3. Kauwgom tijdens de pauzes
  4. Spullen niet bij je, zelfde dag dat uur inhalen.
-Juiste boek
-Pen
-Laptop opgeladen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?

  1. Ziektes 
  2. Verkoudheid
  3. Griep
  4. Kinderziektes
  5. Opdrachten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen les 1
  1. Je weet welke ziektes veel voorkomen
  2. Je weet het verschil  tussen  Verkoudheid en Griep 
  3. Je weet de kinderziektes  
  4. Je kan de werking van vaccinaties/ inentingen beschrijven
  5. Je weet  over de infectieziekten en het Rijksvaccinatieprogramma

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

timer
1:00
Veel voorkomende ziektes

Slide 6 - Mind map

Buikpijn
Hoofdpijn
Keelpijn
koorts
Verkoudheid
 "Wat is griep"

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

KINDERZIEKTEN


 Je krijgt ze een keer in je leven
meestal als kind!
Kinderen krijgen een vaccin om te voorkomen dat ze ernstige ziektes krijgen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is een reden waarom kinderziekten genoemd worden?
A
Ze komen alleen voor in ontwikkelingslanden
B
Ze worden veroorzaakt door vaccinaties
C
Ze zijn vaak mild bij kinderen
D
Ze zijn ernstiger bij kinderen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Waarom noemt men de kinderziekten wel zo?
A
Omdat ze alleen bij volwassenen voorkomen
B
Omdat ze seizoensgebonden zijn
C
Omdat ze vooral voorkomen bij kinderen
D
Omdat ze genoemd zijn naar kinderen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van kinderziektes?
A
Volwassenen hebben een hogere vatbaarheid
B
De ziektes zijn erg besmettelijk
C
Kinderen hebben minder kans op herhaling
D
Kinderen hebben een hogere immuniteit

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Waarom heet het kinderziektes?
A
Kinderen zijn minder vatbaar voor besmetting
B
Volwassenen worden veel vaker ziek
C
Kinderen hebben een kleinere weerstand.
D
Kinderen hebben een grotere weerstand

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke kinderziektes bestaan?
  • Waterpokken 
  • Difterie,
  • Polio
  • Pseudokroep 
  • Rotavirus
  • Rodehond 
  • Mazelen
  • Kinkhoest
  • Roodvonk 
  • Krentenbaard
  • Hersenvliesontsteking 
  • Bof
  • 5e ziekte /6e ziekte
  • Pfeiffer (vaak bij jongeren tot 25 jaar)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Welk vaccin beschermt tegen polio?
A
BMR-vaccin
B
Hepatitis A-vaccin
C
DKTP-vaccin
D
Meningokokkenvaccin

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welk vaccin beschermt tegen de bof?
A
BMR-vaccin
B
Hepatitis B-vaccin
C
Pneumokokkenvaccin
D
DKTP-vaccin

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de meest voorkomende kinderziekte?
A
Waterpokken
B
Mazelen
C
Rodehond
D
Kinkhoest

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Rijksvaccinatieschema




Inentingen tegen kinderziekten
Vaccinaties per leeftijd

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Vaccine
Door het vaccin maakt het lichaam van het kind antistoffen tegen de ziekte. 
Tussen 0 en 4 jaar oud en als je 9 jaar oud bent
Kinderen worden voor 12 ziektes ingeënt. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel ziektes worden kinderen ingeënt?
A
Voor 8 ziektes
B
Voor 12 ziektes
C
Voor 15 ziektes

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Op welke leeftijden worden kinderen gevaccineerd?
A
Tussen 0 en 4 jaar oud
B
Op 6-jarige leeftijd
C
Tussen 5 en 8 jaar oud
D
Als je 9 jaar oud bent

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Tegen welke kinderziekten ben je zelf ingeënt?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Ga aan de slag!
 Maak opdrachten 
38, 39 en 40!
Af?
Dan ga je verder met de opdracht dat het whiteboard staat.
Succes!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Wat weet je al over veelvoorkomende ziektes en vaccinaties?

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Definities:
soorten griep, jaarlijks toegediend aan bepaalde risicogroepen. Vaccinatie: Een injectie die het lichaam helpt om stoffen aan te maken die een bepaalde ziekte bestrijden. Immuun: De staat waarin het lichaam antistoffen heeft aangemaakt en daardoor ongevoelig is voor de ziektekiemen.
Rijksvaccinatieprogramma: Een programma dat regelt op welke leeftijd en tegen welke ziektes kinderen ingeënt mogen worden

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 28 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Gezond ouder worden: Begrijpen van ouderdomsziekten

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Doel van de les
Aan het einde van de les zul je de veelvoorkomende ouderdomsziekten begrijpen en hun impact op ouderen kunnen bespreken.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over ouderdomsziekten?

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn ouderdomsziekten?
Ouderdomsziekten komen vaker voor bij oudere mensen, maar jongere mensen kunnen ze ook ontwikkelen.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Veelvoorkomende ouderdomsziekten
Dementie, diabetes type II, hart- en vaatziekten, kanker, longaandoeningen, osteoporose, polyfarmacie, psychische aandoeningen, slechter gaan horen, slechter gaan zien, verminderde mobiliteit.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Risicofactoren en preventie
Bespreken van mogelijke risicofactoren voor ouderdomsziekten en manieren om ze te voorkomen.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Impact op het dagelijks leven
Hoe ouderdomsziekten het dagelijks leven van ouderen beïnvloeden.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Behandelingsmogelijkheden
Bespreken van verschillende behandelingsmogelijkheden voor ouderdomsziekten.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Gezonde levensstijl
De rol van een gezonde levensstijl bij het verminderen van het risico op ouderdomsziekten.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Zorg en ondersteuning
Bespreken van de noodzaak van zorg en ondersteuning voor ouderen met ouderdomsziekten.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Ethiek en ouderdomsziekten
De ethische overwegingen bij het omgaan met ouderdomsziekten in de samenleving.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Mentale gezondheid van ouderen
Bespreken van de impact van ouderdomsziekten op de mentale gezondheid van ouderen.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Het belang van bewustzijn
Het belang van bewustzijn en educatie over ouderdomsziekten in de samenleving.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Einde van de les
Samenvatting van de belangrijkste punten en ruimte voor vragen en discussie.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 43 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 44 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 45 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.