7.2 Voedselproductie

Welkom!
Nog even tijd om te kletsen bij binnenkomst!
Ben jij klaar voor de les over [timer] min?

- Zitten op je plek (klassenopstelling).
- Jas op de gang, oortjes uit, kauwgom uit, tas op de grond.
- Boek en ipad op de hoek van de tafel.

Timer klaar? Aandacht naar voren, de uitleg start.
De expertgroep kan zelfstandig aan de slag na de intro van de les.
timer
2:00
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nog even tijd om te kletsen bij binnenkomst!
Ben jij klaar voor de les over [timer] min?

- Zitten op je plek (klassenopstelling).
- Jas op de gang, oortjes uit, kauwgom uit, tas op de grond.
- Boek en ipad op de hoek van de tafel.

Timer klaar? Aandacht naar voren, de uitleg start.
De expertgroep kan zelfstandig aan de slag na de intro van de les.
timer
2:00

Slide 1 - Slide

7.2 Voedselproductie

Slide 2 - Slide

Even ophalen!
3 vraagjes...

Slide 3 - Slide

Hier staan drie manieren waarop de mens afhankelijk is van het milieu.
1 Het milieu levert voedsel.
2 Het milieu levert grondstoffen.
3 Het milieu levert zuurstof.
A
alleen bij 1 en 2
B
alleen bij 2 en 3
C
alleen bij 1 en 3
D
bij 1, 2 en 3

Slide 4 - Quiz

Debby zegt dat de mens voor grondstoffen afhankelijk is van het milieu.
Jack zegt dat het milieu belangrijk is als plaats voor recreatie
A
alleen Debby heeft gelijk
B
Debby en Jack hebben geen gelijk
C
alleen Jack heeft gelijk
D
Debby en Jack hebben beiden gelijk

Slide 5 - Quiz

Wat is uitputting?
A
Grondstoffen uit het milieu halen
B
Grondstoffen aan het milieu toevoegen
C
Afvalstoffen uit het milieu halen
D
Afvalstoffen aan het milieu toevoegen

Slide 6 - Quiz

Klimaatverandering is merkbaar aan..
A
Extreme weersomstandigheden
B
Stijging van de zeespiegel
C
Stijging van temperatuur op aarde
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quiz

Wat wordt bedoeld met biodiversiteit?
A
De hoeveelheid lichtinval in een gebied.
B
De grootte van een natuurgebied.
C
De verscheidenheid aan planten en dieren in een bepaald gebied.
D
De hoeveelheid water in een gebied.

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen 7.2 Voedselproductie
Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.

Je kunt beschrijven hoe veredeling en DNA-technieken worden gebruikt om de voedselproductie te vergroten.

Slide 9 - Slide

Wist je dat?
"Wist je dat er gemiddeld 15.000 liter water nodig is voor het maken van één kilo rundvlees?"

Dat is evenveel water als je gebruikt bij ongeveer 250 keer douchen! Ons voedsel heeft dus een veel grotere impact op het milieu dan je misschien denkt.

Slide 10 - Slide

Soorten landbouw
3 soorten landbouw

Akkerbouw                      Veeteelt                                 Tuinbouw

Slide 11 - Slide

Voedingsgewassen









(akkerbouw & tuinbouw)
Landbouwhuisdieren









(veeteelt)

Slide 12 - Slide

Monocultuur

Slide 13 - Slide

monocultuur
  • Grote akker met één soort gewas.
  • voordelen: snel, makkelijk en goedkoop.
  • nadeel 1: grote kans op een plaag

Plaag
Er zijn veel organismen (insecten, schimmels, bacteriën) van één soort die voedselgewassen aantast.
Bestrijdingsmiddelen
Chemisch of biologisch



Slide 14 - Slide

monocultuur
  • Nadeel 2: de grond raakt uitgeput:
stoffen die planten nodig hebben verdwijnen. 

Tijdens het oogsten van de planten verdwijnen de mineralen (vooral nitraat en fosfaat) uit de landbouwgrond. 

Door bemesting worden weer mineralen aan de bodem toegevoegd.



Slide 15 - Slide

Bodembewerking

Bemesting 

Slide 16 - Slide

Bemesting
Bemesting: stalmest of kunstmest
Doel: productieverhoging

Reducenten (bacteriën en schimmels) breken de mest af waardoor mineralen (zoals stikstof) vrijkomen.

Nadeel: niet alle mineralen worden opgenomen door de gewassen, maar komen in het milieu terecht.

Slide 17 - Slide

Wist je dat...
Er elk jaar in Nederland zo veel mest geproduceerd wordt, dat je er meer dan 500.000 olympische zwembaden mee zou kunnen vullen?

Nederlandse dieren produceren jaarlijks ongeveer 75 miljard kilo mest. Deze enorme hoeveelheid mest zorgt voor een overschot aan voedingsstoffen, waardoor ons milieu (grond, oppervlakte- en grondwater) ernstig vervuild raakt.

Slide 18 - Slide

Belangrijk!
Overtollig mest komt in de grond = verzuring
Overtollig mest komt in het oppervlaktewater= Vermesting

Grond: bij verzuring worden bomen, planten en waterdieren vatbaarder voor ziekten, doordat de grond te zuur is.

Water: Bij vermesting komen veel mineralen in het oppervlaktewater -> Het biologisch evenwicht raakt verstoord.


Oppervlaktewater: rivieren, meren, kanalen, sloten en vijvers

Slide 19 - Slide

Bodembewerking
Verbeteren van de bodemstructuur door
Ploegen of eggen (afbeelding).
  • meer zuurstof in de bodem voor de reducenten. 
  • Water en mineralen beter opnemen
  • Plantenwortels kunnen beter in de bodem doordringen. 

Niet-kerende grondbewerking

  • juist niet ploegen.
  • Het bodemleven wordt niet verstoord.

Slide 20 - Slide

Veredeling (planten)
Genetische modificatie

Slide 21 - Slide

Veeteeltbedrijven
intensieve veehouderij
 veeteeltbedrijven met veel dieren per m2 grond.

Voordelen: effectief gebruik van ruimte dus veel dieren houden mogelijk.
Grootte productie.

Nadelen: dierenwelzijn, mestoverschot (poep en plas!), uitstoot broeikasgassen.

Slide 22 - Slide

Wist je dat...
Er in Nederland méér varkens leven dan mensen.
Nederland heeft ongeveer 17 miljoen mensen, maar ruim 22 miljoen varkens! De meeste daarvan zie je nooit, omdat ze leven in grote, gesloten stallen.

Een kip leeft vaak op een ruimte kleiner dan één A4'tje.
In de intensieve pluimveehouderij hebben kippen gemiddeld minder ruimte dan één vel papier om te leven en eieren te leggen. Daardoor kunnen ze hun natuurlijke gedrag nauwelijks uitvoeren.

Slide 23 - Slide

Veeteelt
Intensieve veehouderij                                                     Extensieve of biologische veehouderij

Slide 24 - Slide

Veredelen
twee stappen:
1. Selectie van planten met gunstige eigenschappen. Dat noem je kunstmatige selectie.
2. kruisen van planten met gunstige eigenschappen, met nakomelingen met bepaalde eigenschappen tot gevolg.

Slide 25 - Slide

Genetische modificatie
Erfelijke eigenschappen worden door aanpassingen in het dna veranderd.

Genetisch gemodificeerde organismen noemen we transgeen

Gen van de organisme wordt toegevoegd aan dna van een ander organisme.

Bijvoorbeeld aardappels kweken die bestand zijn tegen bepaalde ziekten.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Check-up!
Enkele quizvragen

Slide 28 - Slide

Wat is een monocultuur?
A
Het verbouwen van meerdere gewassen op een groot oppervlak.
B
Het verbouwen van vraatbestendige gewassen.
C
Het verbouwen van een gewas op een groot oppervlak.

Slide 29 - Quiz

Wat zijn voordelen van een monocultuur?
A
Hoge voedselopbrengst
B
Gemakkelijke bodembewerking
C
Lage kosten
D
Weinig plagen

Slide 30 - Quiz

Wat is een plaag?
A
te grote hoeveelheid schadelijke bladeren
B
te grote hoeveelheid schadelijke beestjes
C
te grote hoeveelheid schadelijke planten
D
te grote hoeveelheid schadelijke bladluizen

Slide 31 - Quiz

Waar bestaat stalmest uit?
A
Uitwerpselen
B
Urine
C
Mineralen
D
Uitwerpselen en Urine

Slide 32 - Quiz

Kunstmest is:
A
Redbull Koeienpoep
B
In een fabriek gemaakte voedingsstof voor gewassen
C
Schilderij van verschillende soorten mest
D
Poep van een kunstenaar

Slide 33 - Quiz

Wat wordt er bij bodembewerking gedaan?
A
De grond wordt luchtiger gemaakt
B
De grond wordt met rust gelaten
C
Er komen andere planten in de grond
D
De grond kan meer mineralen op nemen

Slide 34 - Quiz

Wat is planten veredelen?
A
Een nieuwe naam aan een soort plant geven
B
Planten met gunstige eigenschappen kweken
C
Een stukje plant afsnijden en planten
D
Een plant sneller laten groeien met kunstmest

Slide 35 - Quiz

Wat is genetische modificatie?
A
Het eerder oogsten van een gewas
B
Het modern maken van een gewas
C
De genen van een gewas aanpassen
D
Gewassen bestrijden met insecticide

Slide 36 - Quiz

Bij intensieve veehouderij draait het VOORAL om
A
dierenwelzijn
B
opbrengsten

Slide 37 - Quiz


Wat is een voordeel van intensieve veehouderij?
A
De dieren hebben veel ruimte in de stallen.
B
Er is weinig kans op ziektes in de grote stallen.
C
De dieren hebben weinig ruimte in de stallen
D
Het kost de boer minder geld om veel te produceren

Slide 38 - Quiz

Wat is in-vitrofertilisatie
A
bevrucht door eicellen buiten het lichaam
B
bevrucht door zaadcellen binnen het lichaam
C
bevrucht door eicellen binnen het lichaam
D
Eicellen worden bevrucht door zaadcellen buiten het lichaam

Slide 39 - Quiz

Op welke manieren wordt het milieu aangepast?
A
te veel schadelijke stoffen toevoegen
B
te veel grondstoffen gebruiken
C
te veel ruimte van natuurgebieden gebruiken

Slide 40 - Quiz

Meer weten over onze bio-industrie? Dan is het volgende filmpje interessant.

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Aan de slag!
Thema 7, t/m basisstof 2 maken
Alles behalve de plus-opdrachten

Weektaak
-Check de Lesson-up genaamd 'Oefenen SE'


Klaar (mee)?
- Herhaal de stof voor het SE aan de hand van deze Quizlet: klik hier

Slide 43 - Slide