H6 over los aan elkaar schrijven

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

H6:  Spelling : over los en aan elkaar schrijven 

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Aan het eind van de les kun je samenstellingen juist schrijven.
  • Aan het eind van de les weet je welke woorden je aaneengeschreven of los moet schrijven.

Slide 4 - Slide

Aan elkaar of los?
Samenstellingen (tennis + racket = tennisracket) worden in het Nederlands aan elkaar geschreven. Ze hebben één klemtoon:
– Ik heb een tennisracket gekocht en een trainingsbroek.
Maar:
– Ik heb een professioneel racket gekocht en een goedkope sportbroek. (twee klemtonen)

Slide 5 - Slide

Welke woorden schrijf je aan elkaar?
  • samenstellingen van drie woorden of minder: tuinman, zonnebril;
  • woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar + een voorzetsel:
      hierom, erachter, daarheen;
  • getallen met honderd en duizend: vijfhonderd, zestienduizend;
  • veel samengestelde werkwoorden: autorijden, goedkeuren,
     koffiedrinken, pianospelen, maar: koffie schenken, gitaar spelen;
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: veeleisend, dichtbevolkt, stomverbaasd




Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Aan elkaar of los?
twaalf duizend
A
aan elkaar
B
los

Slide 8 - Quiz

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 9 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 10 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 11 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 12 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Liefdesscène
B
Liefdes scène

Slide 13 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 14 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 15 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 16 - Quiz

Huiswerk
H6 Spelling aan elkaar 

helft van de opdrachten

Slide 17 - Slide