Unit 4.2 (17-02)

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Slide

Today:
1. Recap
2. Homework check
3. Grammar:
can / can't & could / couldn't
4. Get to work!
5. Checking goals
6. Homework




Goals (aan het einde van de les...) :

- Kun je in het Engels zeggen dat iets wel of niet kan.
- Kun je in het Engels zeggen dat iets zou kunnen of niet zou kunnen.
- Heb je goed meegedaan. 

Slide 2 - Slide

1. Recap
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 3 - Slide

1. Recap
  1. Welke nieuwe woorden ken je na afloop van afgelopen les?
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 4 - Slide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?
Maken: opdracht 10 t/m 13 (p. 138 workbook)
Leren: vocabulary lesson 2 (p. 100 coursebook)

Ik kom controleren! Pak pagina 137 erbij. 
Terwijl ik langsloop mag je zachtjes met je buurman / buurvrouw kletsen.

Slide 5 - Slide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?
Maken: opdracht 10 t/m 13 (p. 138 workbook)
Leren: vocabulary lesson 2 (p. 100 coursebook)

We kijken samen opdr. 11, 12 en 13 na. 
Tijdens het nakijken ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 6 - Slide

Can you sing?
Yes, I can.
No, I can't.

Slide 7 - Poll

Can you draw?
Yes, I can.
No, I can't.

Slide 8 - Poll

Can you cook?
Yes, I can.
No, I can't.

Slide 9 - Poll

Hoe zeg je dat je iets wél kan in het Engels?
A
I can help.
B
I can't help.
C
Can I help?

Slide 10 - Quiz

kunnen: can + hele werkwoord
I can sing.
You can sing.
He / she / it can sing.
We can sing.
You can sing.
They can sing.

Slide 11 - Slide

Hoe zeg je dan dat je iets niet kan?
A
I can play football.
B
I can't play football.
C
Can I play football?

Slide 12 - Quiz

kunnen: can't + hele werkwoord
I can't sing.
You can't sing.
He / she / it can't sing.
We can't sing.
You can't sing.
They can't sing.

Slide 13 - Slide

Hoe vraag je dan of iemand iets kan?
A
I can write songs.
B
I can't write songs.
C
Can I write songs?

Slide 14 - Quiz

kunnen: Can + ow + hele werkwoord
Can sing?
Can you sing?
Can he / she / it sing?
Can we sing?
Can you sing?
Can they sing?

Slide 15 - Slide

Could kan twee dingen betekenen. Welke dingen zouden het kunnen betekenen als je kijkt naar onderstaande zinnen?

We could go to Paris.
I could ask my friend to take pictures.

Slide 16 - Slide

(Zou) kunnen
Could kan twee dingen betekenen. Welke dingen zouden het kunnen betekenen als je kijkt naar onderstaande zinnen?

We could go to Paris.

I could ask my friend to take pictures.

Als je iets voorstelt.
Mogelijkheid.

Slide 17 - Slide

Hoe maak je deze zin ontkennend?
I could tell you.

Slide 18 - Open question

(Zou) kunnen



Couldn't we ask Lisa 
to sing a song?

I couldn't tell you.

Als je iets voorstelt.
Mogelijkheid.

Slide 19 - Slide

4. Get to work!
Do:
Unit 4, lesson 2
  • Exercises 14 - 18 (p. 141)





Finished? 
4.2 Practise more (online)






How?
- Voor jezelf of in tweetallen.
- Zachtjes overleggen).
- Steek je hand op bij vragen.
- Muziek via je Chromebook.





Slide 20 - Slide

Maak een zin met 'could'.
Maak een zin met 'can't'.

Slide 21 - Open question

     6. Homework
Voor maandag 21 februari (1e uur):


Unit 4.2 writing
Maken: opdracht 14 t/m 18 (p. 141)
Leren: phrases lesson 2 (p. 100)


Slide 22 - Slide