This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Afweer
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Hoe beschermt je lichaam zichzelf
Je lichaam probeert ziekteverwekkers buiten het lichaam te houden en te doden als het toch in het lichaam komt.
Doet dit met:
* de huid
* speeksel/maagsap
* Bloed => witte bloedcellen
Slide 3 - Slide
Hoe beschermt je lichaam zichzelf
Bescherming met de huid:
De huid is ondoordringbaar voor bacteriën
Op de huid ligt een laagje talg. Talg remt bacteriegroei
Slide 4 - Slide
Hoe beschermt je lichaam zichzelf
Bescherming met de speeksel:
Speeksel remt bacteriegroei
Bescherming met maagsap:
Maagsap is erg zuur en doodt bacteriën
Slide 5 - Slide
Hoe beschermt je lichaam zichzelf
Bescherming met de witte bloedcellen
Witte bloedcellen kunnen ziekteverwekkers doden die in het lichaam (in het bloed) zijn gekomen.
Dit doen ze op 2 manieren:
1 Door de ziekte verwekkers op te eten
2 Door antistoffen te maken
Slide 6 - Slide
opeten van ziekteverwekkers
antistoffen
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Antistoffen maken indringers onschadelijk
Slide 9 - Slide
antistoffen en antigenen
antistoffen = afweerstoffen
antigenen = eiwitten aan de buitenkant van de cellen.
Je lichaam herkent lichaamsvreemde stoffen aan
de antigenen
immuun = Je hebt al antistoffen tegen die ziekte dus je kunt die ziekte niet krijgen.
Slide 10 - Slide
antistoffen
de witte bloedcel die antistoffen aanmaakt kan maar 1 type antistof aanmaken dat speciaal is voor 1 type antigen
dus hij kan maar 1 type ziekteverwerker doden.
Slide 11 - Slide
Specifieke afweer
Antistoffen en Antilichamen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
https:
Slide 15 - Link
Je lichaam wordt beschermd tegen ziekten door:
A
Bloedcellen en antistoffen
B
Huid
C
Huid, bloedcellen en antistoffen
Slide 16 - Quiz
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken
Antigenen
Fibrinogeen
Slide 17 - Drag question
Welke bloeddeeltjes maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 18 - Quiz
Je ziet hier Fagocytose. Op welke andere manier worden ziekteverwekkers gedood?
A
Witte bloedcellen maken antigenen
B
Witte bloedcellen maken antistoffen
C
Antigenen maken Antigenen
D
Antigenen maken antistoffen
Slide 19 - Quiz
Als een arts vermoedt dat een allergie veroorzaakt wordt door stoffen uit kippeneieren, kan hij onder andere een bloedonderzoek laten uitvoeren. Bloed van de patiënt wordt dan gemengd met eiwitten uit eieren. Als bepaalde stoffen in het bloed zich binden aan deze eiwitten, is dit een aanwijzing dat er sprake is van ei-allergie. Hoe heten de stoffen in het bloed die zich kunnen binden aan de eiwitten uit de eieren?
A
antigenen
B
antistoffen
C
histamines
D
eiwitten
Slide 20 - Quiz
In de volgende gevallen worden bij de mens weefsels overgebracht:
1 bij een harttransplantatie,
2 bij een transfusie waarbij bloed van bloedgroep AB wordt toegediend aan iemand met bloedgroep A,
3 bij een bypass-operatie, waarbij een stukje van een beenader van een patiënt wordt overgebracht naar zijn hart.
In welk(e) van deze gevallen worden antistoffen tegen het overgebrachte weefsel geproduceerd?
Je maakt antistoffen als het niet lichaamseigen is.
Je witte bloedcellen herkennen het niet dus gaan antistoffen maken.
Bij een harttransplantatie is het lichaamsvreemd.
een bloedtransfusie met bloedgroep AB terwijl de patiënt A heeft, gaat de patiënt antistoffen maken tegen B.
Maar bij het gebruik van een eigen ader is het niet lichaamsvreemd. Dus dan gaat het lichaam geen antistoffen maken
In geval 1
In geval 2
In geval 3
In geval 1 en 2
In geval 1 en 3
In geval 2 en 3
Slide 21 - Drag question
Immuniteit
Natuurlijke immuniteit: => lichaam maakt antistoffen en valt de ziekteverwekker aan.
Actieve immuniteit: => lichaam maakt antistoffen en valt de ziekteverwekker aan.
Twee manieren: 1 vaccinatie
2 ziek + beter worden
Passieve immuniteit: => lichaam maakt
de antistoffen NIET zelf, maar krijgt ze
ingespoten!
Slide 23 - Slide
Vaccinatie
Er wordt een vaccin ingespoten
Vaccin = vloeistof met zwakke/dode
ziekteverwekkers
Het lichaam denkt dat er ziekteverwekkers
in het lichaam zijn en gaat antistoffen
maken.
Je wordt niet ziek, maar wel immuun.
Slide 24 - Slide
Vaccinatie
Om ziekten te VOORKOMEN (zorgen dat je ze niet kunt krijgen)
Vaccin => lichaam gaat antistoffen maken
tegen die ziekte
=> je bent immuun voor die ziekte
=> je kunt de ziekte niet meer krijgen
Slide 25 - Slide
Serum
Je bent ziek (ernstig, je lichaam kan er niet tegen vechten)
Serum => Je krijgt antistoffen ingespoten
=> je maakt ze niet zelf
=> je wordt beter
=> Je kunt de ziekte opnieuw krijgen
Slide 26 - Slide
Immuun
Ziek? weer beter?
Je hebt antistoffen tegen de ziekte en kunt deze niet meer krijgen
Slide 27 - Slide
Natuurlijke immuniteit
Je wordt eerst ziek voordat het immuunsysteem antistoffen kan maken. De tweede keer weet het lichaam al hoe de antistoffen gemaakt moeten worden. Je bent dan immuun!
Slide 28 - Slide
Passieve immunisatie= direct antistoffen in het lichaam toevoegen. Het lichaam hoeft de antistoffen dus niet zelf te maken. Voorbeelden in de afbeelding zijn: 1. Vaccin 2. Moedermelk
Slide 29 - Slide
Transplantatie
Je krijgt een orgaan van een donor, om een slecht orgaan te vervangen.
De cellen en de antigenen moeten zoveel mogelijk lijken op die van de donor.
Toch zal het lichaam het zien als lichaamsvreemd => het zal antistoffen gaan maken tegen het nieuwe orgaan = afstoting
Slide 30 - Slide
Transplantatie
Om afstoting te voorkomen:
Zorgen dat het afweersysteem niet gaat werken.
Risico: nu kan je minder goed tegen ziekteverwekkers
Slide 31 - Slide
https:
Slide 32 - Link
Wat is een antigen?
A
Een eiwit dat het lichaam gebruikt voor bescherming tegen ziekteverwekkers
B
een lichaamsvreemd molecuul dat een afweereactie oproept
C
Een binnengedrongen bacterie of virus
D
een lichaamscel die wordt aangevallen door een binnegedrongen micro-organisme
Slide 33 - Quiz
Wat wordt er ingespoten als iemand wordt gevaccineerd?
10
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Antistoffen en antigenen
D
Antibiotica
Slide 34 - Quiz
Actieve immuniteit
Passieve immuniteit
zelf antistoffen maken
antistoffen ingespoten krijgen
Vaccin
Serum
Tijdelijk immuun
Blijvend immuun
Ziekten voorkomen
Beter worden
Slide 35 - Drag question
Na een transplantatie van bijvoorbeeld een nier kunnen na enige tijd afstotingsverschijnselen bij de ontvanger optreden. Twee voorbeelden van een niertransplantatie zijn:
1 transplantatie van een gezonde nier afkomstig van een ééneiige tweelingbroer van de ontvanger, 2 transplantatie van een gezonde nier afkomstig van een neef van de ontvanger.
Bij welke transplantatie is de kans op afstotingsverschijnselen het kleinst? Of maakt het geen verschil?
Hoe meer de cellen (dus de antigenen) op elkaar lijken, hoe minder de afstoting.
Bij een tweelingbroer zijn ze zelfs precies hetzelfde, dus is de kans op afstoting erg klein
A
Transplantatie 1
B
Transplantatie 2
C
Dat maakt geen verschil
Slide 36 - Quiz
A
alleen antigenen
B
alleen antistoffen
C
zowel antigenen als antistoffen
Slide 37 - Quiz
Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden dan antistoffen ingespoten?