Tekstverbanden: Concluderend verband

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doelen
- Ik weet wat een tekstverband is.
- Ik weet wat signaalwoorden zijn.
- Ik ken de volgende tekstverbanden en bijbehorende
  signaalwoorden: chronologisch, opsommend, tegenstellend,
  toelichtend en voorwaardelijk. 
- Ik kan signaalwoorden koppelen aan de juiste
  tekstverbanden.

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 4 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 5 - Slide

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- chronologisch verband

- opsommend verband

- tegenstellend verband

- toelichtend verband

- voorwaardelijk verband

- oorzaak-gevolg verband

(en meer)

Slide 6 - Slide

TOELICHTEND VERBAND

Een toelichtend verband geeft aan dat er extra informatie over het onderwerp volgt, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Dit verband wordt ook wel uitleggend verband genoemd.


Slide 7 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij toelichtend verband


- bijvoorbeeld - denk aan - neem (nou) - zo - zoals - ter illustratie - ter verduidelijking

- met andere woorden - voorbeeld-

namelijk - dat wil zeggen


Slide 8 - Slide

VOORBEELD

toelichtend verband

Veel frisdranken bevatten suikers die slecht zijn voor de gezondheid.
Ze kunnen bijvoorbeeld overgewicht veroorzaken.


De extra informatie die hier gegeven wordt, is dat suikers in frisdranken overgewicht kunnen veroorzaken.
De extra toelichting is de informatie over overgewicht.

Slide 9 - Slide

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan onder welke voorwaarden iets gebeurt.

Voorwaarde = iets dat nodig is of waarvan je eist dat het gebeurt voordat iets anders gebeurt.

vb: 


Slide 10 - Slide

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan onder welke voorwaarden iets gebeurt.


Voorwaarde = iets dat nodig is of waarvan je eist dat het
                        gebeurt voordat iets anders gebeurt
                        (eis, conditie).

   

Slide 11 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij voorwaardelijk verband


- als (... dan) - indien - tenzij - mits - wanneer - onder de volgende voorwaarden

- in het geval dat - mocht ... dan -

op voorwaarde dat


Slide 12 - Slide

Voorbeelden

voorwaardelijk verband

1. Als ik vandaag mijn kamer opruim, (dan) mag ik morgen mee naar de Efteling.


Om mee te mogen naar de Efteling, moet ik mijn kamer opruimen.

Voorwaarde = kamer opruimen

Slide 13 - Slide

OORZAAK-GEVOLG VERBAND

Een oorzaak-gevolg verband geeft aan

waarom iets gebeurt en wat er gebeurt.


Slide 14 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij oorzaak-gevolg verband


- daardoor - doordat - zodat - de oorzaak hiervan is - waardoor - ten gevolge van.



Slide 15 - Slide

VOORBEELD

oorzaak-gevolg verband

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.


Oorzaak: brug open

Gevolg: Peter komt te laat


Slide 16 - Slide

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichtend verband
B
voorwaardelijk verband
C
oorzaak-gevolg
D
chronologisch

Slide 17 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaardelijk verband
D
chronologisch

Slide 18 - Quiz

Wat is de oorzaak?
Het regende flink toen ik naar school fietste. Daardoor heb ik een natte broek.
A
Het regende flink
B
Ik heb een natte broek

Slide 19 - Quiz

Wat is de oorzaak?
Ten gevolge van een kortsluiting ontstond brand in het oude kantoorpand.
A
Er was kortsluiting.
B
Er ontstond brand in het oude kantoorpand.

Slide 20 - Quiz

Wat is de oorzaak?
Weefsel rond de ogen wordt met de jaren slapper, waardoor wallen onder je ogen duidelijk te zien zijn.

Slide 21 - Open question

Wat is het gevolg?
In Groningen zaten scheuren in de huizen, doordat er een aardbeving had plaatsgevonden.

Slide 22 - Open question

Welk signaalwoord voor oorzaak-gevolg staat in alinea 1?

Slide 23 - Open question

Welk verband herken je
in alinea 2?
A
oorzaak-gevolg
B
tijdsvolgorde
C
voorbeeld

Slide 24 - Quiz

Welk verband herken je in de laatste zin van alinea 3?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde

Slide 25 - Quiz

Zet de signaalwoorden bij het juiste tekstverband. 
Toelichtend
Opsommend
Bijvoorbeeld
Zoals
Verder
Ook
: , en
Denk aan

Slide 26 - Drag question

Doelen
- Ik weet wat een tekstverband is.
- Ik weet wat signaalwoorden zijn.
- Ik ken de volgende tekstverbanden en bijbehorende
  signaalwoorden: chronologisch, opsommend, tegenstellend,
  toelichtend en voorwaardelijk. 
- Ik kan signaalwoorden koppelen aan de juiste
  tekstverbanden.

Slide 27 - Slide

Wat snap je nog niet zo goed?

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide