QUIZ 6.3 + 6.4 + 7.1 + 7.2

QUIZ 


6.3 + 6.4 
7.1 + 7. 2
1 / 18
next
Slide 1: Slide
economieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

QUIZ 


6.3 + 6.4 
7.1 + 7. 2

Slide 1 - Slide

Met welke belasting wil de overheid bereiken dat we minder roken en minder alcohol drinken?
A
accijns
B
btw
C
subsidie
D
loonbelasting

Slide 2 - Quiz

De prijs van een tas is €20 exclusief 21 % btw. Bereken de consumentenprijs (inclusief btw). Schrijf je berekening op.

Slide 3 - Open question

Vrijhandel =
A
Maatregelen om bedrijven in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen.
B
Je mag producten vrij - en uitvoeren zonder dat je invoerrechten hoeft te betalen.

Slide 4 - Quiz

Wat is de EMU
A
Alle landen die de euro als wettig betaalmiddel hebben.
B
Alle landen die belasting moeten betalen aan Europa.

Slide 5 - Quiz

Wanneer is er sprake van een begrotingstekort
A
Inkomsten groter dan uitgaven
B
Uitgaven groter dan Inkomsten

Slide 6 - Quiz

Waarom importeren wij fruit zoals ANANAS, MANGO, AVOCADO
A
Omdat het duur is om het hier te produceren.
B
Omdat ons klimaat niet geschikt is.

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk voor het komende jaar?
A
miljoenennota
B
rijksbegroting
C
begroting
D
prinsjesdag

Slide 8 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met het geven van subsidies aan sportclubs?
A
Abonnement op een sportclub wordt dan goedkoper -> meer mensen gaan sporten -> sporten is goed voor je gezondheid..
B
Zo wordt het duurder om te sporten. Op deze manier kunnen sportclubs geld verdienen.

Slide 9 - Quiz

Wat is de economische betekenis van het begrip protectie? Kies het juiste antwoord.


A
Het beschermen van productie en banen in het eigen land.
B
Belasting betalen aan de overheid.

Slide 10 - Quiz

Nederlandse bedrijven exporteren goederen. Dat betekent dat zij goederen (kopen van / verkopen) aan bedrijven in andere landen.
A
kopen
B
verkopen

Slide 11 - Quiz

In welke situatie is er sprake van een begrotingsoverschot.
A
Inkomsten 230 miljard. Uitgaven 260 miljard.
B
Inkomsten 320 miljard. Uitgaven 290 miljard.

Slide 12 - Quiz

Noem een voorbeeld van vrij verkeer van mensen binnen de Europese Unie.

Slide 13 - Open question

Waarom is het belangrijk dat Nederlandse bedrijven veel producten exporteren.


A
Op deze manier kunnen ze geld verdienen. En er komen meer banen.
B
Op deze manier hebben wij veel producten verkopen in ons land.

Slide 14 - Quiz

Wie betalen loonbelasting? Kies het juiste antwoord.
A
Iedereen in ons land
B
Iedereen met een inkomen
C
Alle bedrijven die winst maken
D
Alleen werknemers

Slide 15 - Quiz

Vrijhandel betekent dat producten overal op de wereld naartoe geëxporteerd kunnen worden, zonder belasting te betalen.
A
NIET WAAR
B
WAAR

Slide 16 - Quiz

Import =
A
invoer
B
uitvoer

Slide 17 - Quiz

Als de waarde van het Britse pond daalt, dan ……..
wordt het voor ons goedkoper / duurder om producten te kopen in Engeland.
A
goedkoper
B
duurder

Slide 18 - Quiz