This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Neem je boek en laptop voor
Slide 1 - Slide
Wat doen schimmels en bacteriën (reducenten) in de natuur?
A
Ze doen helemaal niets
B
Ze eten van de planten
C
Ze breken de dode resten van planten en dieren af
Slide 2 - Quiz
Welke manier van conserveren: water uit het voedsel halen
A
Pasteuriseren
B
Steriliseren
C
Invriezen
D
Drogen
Slide 3 - Quiz
Door welke conserveringsmanier gaan micro-organismen dood?
A
Invriezen
B
Steriliseren
C
Drogen
D
Suiker toevoegen
Slide 4 - Quiz
Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
Stoffen die maagsap produceren
B
Alle onverteerbare stoffen
C
Stoffen die processen versnellen
D
Stoffen die de voedselbrij kunnen verplaatsen
Slide 5 - Quiz
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 30 graden Celsius?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk
Slide 6 - Quiz
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk
Slide 7 - Quiz
Wat verwacht je van de enzymactiviteit bij een koorts temperatuur en waarom?
A
De enzymactiviteit neemt af, de enzymen vallen uit elkaar
B
De enzymactiviteit neemt toe, de enzymen vallen uit elkaar
C
De enzymactiviteit neemt af, de pH is te laag
D
De enzymactiviteit neemt af, de pH is te hoog
Slide 8 - Quiz
Terugblik vorige keer
Slide 9 - Slide
Werking van een enzym
1. Dit enzym werkt als een schaar.
Zo werken de enzymen bij de spijsvertering, de voedingsstoffen worden zo klein gemaakt dat ze door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen (= spijsvertering)
Zo werken enzymen bijvoorbeeld als er glucose wordt gemaakt in de bladgroenkorrels d.m.v. fotosynthese. Koolstofdioxide en water worden samengevoegd tot glucose met behulp van energie.
Slide 10 - Slide
Enzymactiviteit
De snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt = de enzymactiviteit.
Enzymactiviteit is afhankelijk van:
- temperatuur
- zuurtegraad
Slide 11 - Slide
Verteringssappen
Vertering gebeurt met verteringssappen
Die verteringssappen worden gemaakt in de verteringsklieren
Verteringssappen bevatten enzymen
Slide 12 - Slide
CONSERVEREN
Manier van conserveren
Wat is het?
Wat doet het?
1A Koel bewaren
+/- 4 graden celcius
Enzymen tijdelijk niet werkbaar
1B Invriezen
- 18 graden celcius
Enzymen langer niet werkbaar, nog langer houdbaar.
2 Pasteuriseren
tot 72*c verhitten
Groot deel bacteriën/schimmels dood, maar niet allen.
3 Steriliseren
130*c-140*c verhitten
Enzymen werken niet meer, smaak veranderd. Lang houdbaar.
4 Drogen
Al het water onttrekken
Schimmels/Bacteriën hebben water nodig om te leven.
5A Inblikken
Eerst verhitten dan luchtdicht verpakken.
Schimmels/Bacteriën hebben lucht nodig om te leven.
5B Vacuüm verpakken
Alle lucht uit verpakking zuigen
Schimmels/Bacteriën hebben lucht nodig om te leven.
6A Natuurlijk conserveermiddel
Suiker, Zout en Zuur
Schimmels/Bacteriën kunnen niet goed meer leven.
Suiker: haalt vocht weg uit schimmels/bacteriën.
Zout: haalt vocht uit alles.
Zuurgraad: Enzymen niet werkbaar.
Slide 13 - Slide
Thema 12 Voeding en vertering
B1 Enzymen
B2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
B3 Voeding en leefstijl
B4 Het verteringsstelsel
B5 De organen voor vertering
B6 Planteneters, vleeseters en alleseters
Slide 14 - Slide
10 minuten stil lezen B2
Lees de theorie op blz. 20 t/m 23
Als je klaar bent vul je alvast de samenvatting in op blz. 25
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Slide 18 - Video
Leerdoelen B2
- Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen.
- Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functie en kenmerken noemen.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
6 groepen voedingsstoffen
Slide 21 - Slide
Energie wordt in je lichaam o.a gebruikt voor het op peil houden van de lichaamstemperatuur.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Druiven zijn een voorbeeld van...
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen
Slide 27 - Quiz
Appel
Koolhydraat
Vlees
Eiwitten
Ei
Limonade
Aardappel
Zetmeel
Vitamine K
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Slide 28 - Drag question
In de afbeelding is een voedingsmiddel weergegeven
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Samenvattingsopdracht 4
Vul de tabel in op blz. 25
We gaan straks nakijken
Klaar?
Begin aan de online opdrachten van 12.2
timer
10:00
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Sleep de beschrijving naar het juiste begrip.
1. beschermde stoffen
2. bouwstoffen
4. reservestoffen
3. brandstoffen
5. voedingsvezels
A. een tekort hieraan kan ziekte veroorzaken
B. leveren energie
C. nodig om cellen en weefsels op te bouwen
D. onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
E. worden opgeslagen voor later gebruik
Slide 38 - Drag question
Examenvraag 1
Bananen bevatten voedingsvezels.
Leg uit wat de gunstige invloed is van voedingsvezels op het verteringskanaal.
Slide 39 - Slide
Examenvraag 1
Bananen bevatten voedingsvezels.
Leg uit wat de gunstige invloed is van voedingsvezels op het verteringskanaal.
Voedingsvezels stimuleren de darmperistaltiek.
Slide 40 - Slide
Examenvraag 2
Ali druppelt wat jodium op een stukje banaan. Het jodium geeft een blauwzwarte verkleuring.
Geef de naam van de voedingsstof die Ali hiermee in de banaan aantoont.
Slide 41 - Slide
Examenvraag 2
Ali druppelt wat jodium op een stukje banaan. Het jodium geeft een blauwzwarte verkleuring.
Geef de naam van de voedingsstof die Ali hiermee in de banaan aantoont.