BS 3 en 4 monohybryde kruising/ geslachtschromosomen

Het gen voor een autosomale eigenschap kan liggen op:
A
Het X-chromosoom
B
Het Y-chromosoom
C
Chromosoom 1
D
Elk van chromosoom 1 t/m 22
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het gen voor een autosomale eigenschap kan liggen op:
A
Het X-chromosoom
B
Het Y-chromosoom
C
Chromosoom 1
D
Elk van chromosoom 1 t/m 22

Slide 1 - Quiz

Een vader die heterozygoot is voor het 'oorlel-gen' krijgt een kind met een moeder die ook heterozygoot is.

Welke geslachtcellen maken de ouders aan?
A
papa: 50% A en 50% A mama: 50% a en 50% a
B
papa: 100% Aa mama: 100% Aa
C
papa: 50% A en 50% a mama: 50% A en 50% a
D
papa: 75% A en 25% a mama: 75% A en 25% a

Slide 2 - Quiz

- Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan?
- En hetzelfde genotype?
A
Ja - Ja
B
Ja - Nee
C
Nee - Ja
D
Nee - Nee

Slide 3 - Quiz

Een halflangharige cavia heeft een intermediair fenotype.
Halflangharige cavia's worden geboren door een kruising tussen een normaalharige cavia en een langharige cavia.
Twee halflangharige cavia's paren met elkaar.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling van dit paar halflangharig is?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 4 - Quiz


Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
1.Wat is dominant   2.wat zijn de genotypen van de ouders?
A
1. Grote bladeren 2. AA x aa
B
1. Grote bladeren 2. Aa x aa
C
1. Kleine bladeren 2. AA x aa
D
1. Kleine bladeren 2. Aa x aa

Slide 5 - Quiz

Deze twee ouders krijgen een kind.
Het kind heeft blond haar.
Blond haar is recessief.
Wat is het genotype van de ouders?
A
bb x bb
B
Bb x Bb
C
BB x bb
D
Bb x bb

Slide 6 - Quiz

Wat is de verhouding van het fenotype in de F1?
A
3:1
B
1:2:1
C
1:1
D
3:2

Slide 7 - Quiz

Wie zijn oom en tante van familielid 9?
A
3 en 4
B
10 en 11
C
6 en 7

Slide 8 - Quiz

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 9 - Quiz

Hoeveel kinderen hebben persoon 1 en 2
A
1
B
4
C
2
D
3

Slide 10 - Quiz

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 11 - Quiz

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 12 - Quiz

Afbeelding van een karyogram:
- Is dit DNA van een mens?
- Is dit DNA van een man of van een vrouw?
A
Ja - man
B
Ja - vrouw
C
Nee - man
D
Nee - vrouw

Slide 13 - Quiz

Poes Kitty met lange haren heeft gepaard met kater Kobus. Zij krijgt zowel kortharige als langharige jongen. Het gen voor langharigheid is recessief.
Over het genotype van Kitty worden 3 uitspraken gedaan:
1) Kitty is zeker heterozygoot voor langharigheid
2) Kitty is zeker homozygoot voor langharigheid.
3) Kitty kan heterozygoot of homozygoot zijn voor langharigheid
Welke uitspraak is juist?
A
geen van allen
B
uitspraak 1
C
uitspraak 2
D
uitspraak 3

Slide 14 - Quiz

Bij pasgeboren baby's wordt wat bloed afgenomen door middel van de zogenaamde hielprik. Uit onderzoek van het bloed blijkt het kind een erfelijke stofwisselingsziekte genaamd PKU te hebben. Het kind zal een aangepast dieet moeten volgen. Geen van beide ouders heeft de verschijnselen van deze ziekte. De ouders willen graag nog een kind.
Hoe groot is de kans dat dit tweede kind ook PKU zal hebben?
A
12,5%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 15 - Quiz

Manx-katten:
Bij Manx katten: mm: met staart, Mm: staartloos, MM: niet geboren
Een kat met en een kat zonder staart worden gekruist. Bereken het % katten dat zonder staart wordt geboren.

Slide 16 - Open question


Bij een bepaald kattenras wordt de vachtkleur bepaald door verschillende allelen. Witte haren worden bepaald door het recessieve allel a, zwarte haren door het dominante allel A. Poezen kunnen een gemengde vacht hebben. Katers hebben nooit een gemengde vacht.
Wat is het genotype van witte katers?

Gemengde vacht  
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz


 De foto is van Dresie en Casie uit West-Transvaal, Zuid-Afrika: een blanke eeneiige tweeling.Over deze tweeling worden twee beweringen gedaan:
1. Het verschil in bouw van de oren bij Dresie en Casie bestond al bij de geboorte en berust dus op een verschil in genotype.
2. Deze tweeling heeft zeker dezelfde bloedgroep.
Welke bewering is of welke beweringen zijn juist?
A
geen van beide beweringen
B
alleen bewering 1
C
aleen bewering 2
D
Zowel bewering 1 als 2

Slide 18 - Quiz


Welke van de vier beweringen over geslachtschromosomen is juist?
A
Geslachtschromosomen komen alleen voor in voortplantingscellen
B
Alle chromosomen in een voortplantingscel zijn geslachtschromosomen
C
Geslachtschromosomen komen voor in alle cellen
D
Alle chromosomen in alle cellen van de voortplantingsorganen zijn geslachtschromosomen

Slide 19 - Quiz


Bij de mens komen twee gekoppelde genen voor: A en B.  Hoe groot is de kans in % dat een vader en een moeder met een chromosoompatroon zoals hiernaast een kind krijgen met genotype aaBb?  

Slide 20 - Open question


In sommige kikkerpopulaties komen bij dieren jonger dan twee jaar v
eel meer vrouwtjes dan mannetjes voor. Het aantal mannetjes en het aantal vrouwtjes dat ouder is dan twee jaar, is in deze populaties ongeveer gelijk. Er blijken bepaalde jonge dieren te zijn die genotypisch mannetje zijn maar fenotypisch vrouwtje. Deze vrouwtjes veranderen vanaf een bepaald tijdstip in mannetjes. Het omgekeerde verschijnsel, dat genotypische vrouwtjes eruit kunnen zien als mannetje, komt niet voor. Het verschijnsel werd voor het eerst in 1882 door de Duitse bioloog Pflüger beschreven. Bij kikkers hebben vrouwtjes net als mensen twee X- chromosomen en mannetjes een X- en een Y-chromosoom. Ook het geslachtshormonale systeem vertoont veel overeenkomsten. Theoretisch kan men vier combinaties van geslacht en geslachtschromosomen bedenken. Welke combinatie komt in een kikkerpopulatie niet voor?
A
Dieren met XX- chromosomen en vrouwelijk uiterlijk
B
Dieren met XY- chromosomen en vrouwelijk uiterlijk
C
dieren met XY- chromosomen en mannelijk uiterlijk
D
Dieren met XX- chromosomen en mannelijk uiterlijk

Slide 21 - Quiz


Is deze eigenschap X-chromosomaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Is deze eigenschap X-chromosomaal?
  • Nee
  • Er zijn moeders met de eigenschap met zoons zonder de eigenschap
Xa
Y-
Xa
XaXa
XaY-
Xa
XaXa
XaY-
XA
Y-
Xa
XAXa
XaY-
Xa
XAXa
XaY-
Tip 1: Bij een eigenschap die X-chromosomaal, recessief overerft, hebben alle zoons van een moeder met de eigenschap ook de eigenschap.
Zij krijgen hun enige X-chromosoom van hun homozygoot recessieve moeder
X

Slide 23 - Slide

Stel een "Rus" konijn wordt gekruist
met een "Donker geel" konijn.
Alle nakomelingen zijn "Midden geel".
Hoe noemen we het fenotype
van deze nakomelingen?
A
een dominant fenotype
B
een recessief fenotype
C
een intermediair fenotype
D
een heterozygoot fenotype

Slide 24 - Quiz

Wat is een juiste definitie van een dominant en/of recessief allel wanneer we praten over een genotype?
A
Dominante allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (AA)
B
Recessieve allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (aa)
C
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het recessieve allel (a) zichtbaar in het fenotype

Slide 25 - Quiz

snuitkleur x-chromosomaal volgens deze stamboom?
A
ja, naar alle waarschijnlijkheid
B
nee
C
niet uit deze stamboom af te leiden

Slide 26 - Quiz