Trillingen - p5 Faseverschil (VWO 2122)

WS: Trillingen - p5
ALLEEN VWO
p5: Faseverschil
Leerdoelen:
-Je weet wat fase bij een trilling inhoudt.
-Je begrijpt wanneer twee trillingen in fase of in tegenfase lopen.
-Je snapt wat het (gereduceerde) faseverschil inhoudt.
-Je snapt het verband tussen het faseverschil en de trillingstijd en golflengte 

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WS: Trillingen - p5
ALLEEN VWO
p5: Faseverschil
Leerdoelen:
-Je weet wat fase bij een trilling inhoudt.
-Je begrijpt wanneer twee trillingen in fase of in tegenfase lopen.
-Je snapt wat het (gereduceerde) faseverschil inhoudt.
-Je snapt het verband tussen het faseverschil en de trillingstijd en golflengte 

Slide 1 - Slide

Bijbehorende oefenopgaven (Natuurkunde Uitgelegd).
Klik hieronder op HAVO of VWO voor het PDF bestand.
Achteraan het bestand staan getallenantwoorden.
In het bestand een link naar de uitwerkingen.

HAVO: n.v.t.

VWO: 4


Slide 2 - Slide

5

Slide 3 - Video

01:41
In welke tabel van de BINAS vind je de Griekse letters (bijv λ, Φ, ρ)?
A
1
B
2
C
4
D
7

Slide 4 - Quiz

02:10
Hoe groot is de fase op het aangegeven punt (hoeveel trillingen zijn tot dan toe uitgevoerd?)
A
3,5
B
3,25
C
2,5
D
1,75

Slide 5 - Quiz

02:49
Wat is de eenheid van fase?
A
s
B
Hz
C
D
fase heeft geen eenheid

Slide 6 - Quiz

05:54
De fase is hoeveel trillingen het voorwerp in totaal heeft uitgevoerd.

De gereduceerde fase geeft aan waar de trilling in zijn huidige trilling is.

Bijvoorbeeld: fase = 4,25 betekent dat het voorwerp al vier en een kwart trilling heeft uitgevoerd.
De gereduceerde fase is dan 0,25: hij zit op één kwart in zijn huidige trilling.

De gereduceerde fase is dus altijd en getal van 0 tot 1.

Slide 7 - Slide

05:54
De gereduceerde fase is een getal van 0 tot 1. Hierbij moet je wel bedenken...
A
De gereduceerde fase kan ook (iets) groter zijn dan 1.
B
De gereduceerde fase van 1 komt nooit voor.
C
Een gereduceerde fase van 1 en 0 zijn dezelfde.

Slide 8 - Quiz

Aantekening / extra info dat niet in het filmpje voorkwam

Wanneer twee bronnen in fase zijn, ofwel (gereduceerd) faseverschil = 0, dan versterken de bronnen elkaar.

Wanneer twee bronnen in tegenfase zijn, ofwel (gereduceerd) faseverschil = ½, dan verzwakken de bronnen elkaar.

Slide 9 - Slide

Aantekening / extra info dat niet in het filmpje voorkwam

Bij golven kan ook een faseverschil optreden.
In plaats van met tijden en trillingstijden, werk je dan met afstanden en golflengtes.

De fase is het aantal totaal aantal golven dat is ontstaan.

In formule: 

De gereduceerde fase is de plek in de huidige golf.
ϕ=TΔt=λΔx(v=ΔtΔx=Tλ=λf)

Slide 10 - Slide

Je staat op een bepaalde afstand van twee identieke geluidsbronnen. Je merkt dat je op een plek staat waar het geluid verzwakt wordt. Je weet dan zeker:
A
Het faseverschil is 1/2.
B
Het faseverschil is 0.
C
Het gereduceerde faseverschil is 1/2.
D
Het gereduceerde faseverschil is 0.

Slide 11 - Quiz

Twee bronnen, één met een frequentie van 3,0 Hz en één met een frequentie van 5,0 Hz beginnen op t = 0,0 s in fase te trillen. Op t = 2,5 s...
Hint
Reken voor beide bronnen uit hoeveel trillingen ze hebben gemaakt. Het verschil in het aantal trillingen is ook het faseverschil!
A
Trillen de bronnen in fase.
B
Trillen de bronnen in tegenfase.
C
Trillen de bronnen niet in fase maar ook niet in tegenfase.
D
Je hebt te weinig gegevens om de vraag te beantwoorden.

Slide 12 - Quiz

Je ontvangt informatie van twee identieke bronnen met elk een golflengte van 1,6 m. Je staat 8,0 m van de ene bron en 5,6 m van de andere verwijderd.
Hint
Welke afstand moet de golf van de ene bron extra afleggen? Hoeveel golflengtes passen hierin? Was is dus het faseverschil?
A
Er is een versterking op dat punt.
B
Er is een verzwakking op dat punt.
C
Er is geen versterking, en ook geen verzwakking op dat punt.
D
Je hebt te weinig gegevens om een antwoord te geven.

Slide 13 - Quiz

Zie de figuur met twee identieke speakers hiernaast.
De stippellijnen stellen de 'dalen' en de vaste lijnen de 'bergen' van de individuele golven voor.

Twee stellingen.
I. Voor de linker speaker geldt een faseverschil tussen punt A en B van 1.
II. Voor de rechter speaker geldt een faseverschil tussen punt A en B van 0.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Stelling I. is waar. Stelling II. is niet waar.
C
Stelling I. is niet waar. Stelling II. is waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.

Slide 14 - Quiz


Maak een samenvatting die in ieder geval de leerdoelen omvat. Lever een foto van je samenvatting in.
Bekijk eventueel nog: Wetenschapsschool §5 Faseverschil

Slide 15 - Open question

Als je nog iets niet begreep, geef dat dan zo duidelijk mogelijk aan. Geef ook aan als je geen vragen hebt!

Slide 16 - Open question

Fouten en suggesties
Heb je een fout gevonden in deze Lessonup, of heb je een suggestie of tip voor het beter maken van deze Lessonup?
Geef het door via het foutenformulier!

Bedankt voor je inzet!

Slide 17 - Slide