check blok 1 en 2

Check Blok 1 en 2
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Check Blok 1 en 2

Slide 1 - Slide

Het besturen van het land vanuit één punt.
Welke vraag past bij dit antwoord?
A
Wat is absolutisme?
B
Wat is centralisatie?
C
Wie is Lodewijk XIV?
D
Wat is democratie

Slide 2 - Quiz

Hoeveel standen waren er?

Slide 3 - Open question

Waarom waren de boeren zo boos op Lodewijk de 16de?
A
Ze leefde in hongersnood en moesten daarbij als enige stand belasting betalen.
B
Ze leven niet gelukkig omdat ze net als de edelen in het kasteel willen wonen
C
Koning Lodewijk de 16de beloofden ze inspraak maar hield zich niet aan zijn belofte.
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 4 - Quiz

Stelling:
Gevolg van de Franse revolutie was de afschaffing van de standenmaatschappij.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Na de Franse revolutie mocht het volk het land zelf besturen. Dit noem je een....

A
Monarchie
B
Dictatuur
C
Democratie
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

Waarom viel het Franse leger in 1795 Nederland aan?
A
Omdat ze bang waren dat andere landen zouden proberen de revolutie in Frankrijk te stoppen
B
Omdat de Fransen vonden dat er in andere landen ook een revolutie moest komen
C
Beide antwoorden zijn JUIST
D
Beide antwoorden zijn ONJUIST

Slide 7 - Quiz

Kwam er na de inval van de Fransen in Nederland ook een grondwet en democratie?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI

Slide 9 - Quiz

Welke drie veranderingen werden na de Franse revolutie ingevoerd in Frankrijk?
De standenmaatschappij werd afgeschaft.
Er kwam een vernieuwde grondwet.
Er kwam een grondwet.
Er kwam een democratie.
Er kwam een revolutie.
Er kwam een monarchie.

Slide 10 - Drag question

Ze de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Franse veroveren Nederland
Napoleon grijpt de macht
Grondwet in Frankrijk
Franse revolutie

Slide 11 - Drag question


Zet de gebeurtenissen in chronologische volgorde:
1
2
3
4
Bestorming van de Bastille
De Terreur
Trias politica wordt bedacht
Napoleon kroont zichzelf tot keizer

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Video

Stelling:
Om de 5 jaar worden er in Nederland verkiezingen gehouden. Vanaf je 18de mag je pas stemmen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Een rechtsstaat is...
A
Een land met een eerlijke en onafhankelijke rechtspraak.
B
Een land waar de koning alle macht heeft.
C
Een andere woord voor een monarchie.
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST.

Slide 15 - Quiz

Stelling:
In de tijd van Lodewijk de 14de, betaalde de geestelijke en edelen geen belasting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

In een grondwet staat?
A
Dat het volk zelf mag regeren.
B
Dat de standenmaatschappij wordt afgeschaft.
C
Hoe het land bestuurd moet worden.
D
Staan de rechten en plichten van het volk.

Slide 17 - Quiz

Welke drie standen had de standenmaatschappij in Frankrijk?
(Schrijf ook de nummers erbij)

Slide 18 - Open question

In welke jaar ontstond de Franse revolutie?
A
1789
B
1799
C
1815
D
1848

Slide 19 - Quiz

Parlement
Regering
Eerste kamer
Tweede kamer
Koning(in)
Minister president en ministers

Slide 20 - Drag question

Wie heeft de meeste macht in Nederland?
A
Het Parlement
B
De koning
C
Mark Rutte
D
De politie

Slide 21 - Quiz

Hoeveel zetels zijn er in de 2e Kamer?
A
150
B
100
C
50
D
75

Slide 22 - Quiz

Hoeveel zetels zijn er nodig om te kunnen regeren?
A
75
B
76

Slide 23 - Quiz

Hoe wordt de 2e Kamer gekozen?
A
Door rechtstreekse verkiezingen door het volk
B
Door indirecte verkiezingen door het volk

Slide 24 - Quiz

De regering bestaat uit:
A
De ministers en de koning(in)
B
De tweede kamer en de koning(in)
C
Alleen de ministers

Slide 25 - Quiz

Het kabinet bestaat uit:
A
De ministers en de koning(in)
B
De ministers en de staatssecretarissen
C
Alleen de ministers

Slide 26 - Quiz

Lodewijk XIV is een absoluut vorst. Wat is een absoluut vorst?
A
Een koning met een centraal bestuur
B
Een vorst die alles zelf betaald.
C
Een vorst die door God op de troon is gezet en zijn macht met God deelt.
D
Een koning die alleen heerst. Die macht heeft hij van God gekregen.heeft.

Slide 27 - Quiz

Welke stand had als taak belasting betalen en werken
A
De eerste stand
B
De tweede stand
C
De derde stand
D
De eerste en tweede stand.

Slide 28 - Quiz

Besturen
Recht spreken &
Beschermen
A
Taken van de Eerste stand
B
Taken van de Tweede stand
C
Taken van de derde stand

Slide 29 - Quiz

In welk jaar kreeg Nederland voor het eerst een Nederlandse koning?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848

Slide 30 - Quiz

Een paar hoofdrolspelers...
Guillotine
Lodewijk XIV
Napoleon Bonaparte

Slide 31 - Drag question

Welke 2 soorten scholen hebben we in Nederland?
A
Openbare scholen
B
Godsdienstige scholen
C
Bijzondere scholen
D
Open scholen

Slide 32 - Quiz

Over welk onderdeel wil je nog meer informatie?

Slide 33 - Open question