In jaar 6 is de waarde van de productie groter dan in jaar 5.
A
juist
B
onjuist
1 / 36
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
In jaar 6 is de waarde van de productie groter dan in jaar 5.
A
juist
B
onjuist
Slide 1 - Quiz
De groei van de economie van Karelsland is praktisch tot stilstand gekomen. Het nationale product groeit dit jaar reëel met slechts 0,5 procent terwijl de inflatie 7 procent zal bedragen. Met hoeveel procent groeide het nationale product nominaal ten tijde van dit bericht?
A
1,5%
B
3,5%
C
6,5%
D
7,5%
Slide 2 - Quiz
De letter A geeft de ... aan.
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur
C
trendmatige groei
D
conjunctuurlijn
Slide 3 - Quiz
Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je hoe vaste en flexibele wisselkoersen werken, de invloed die deze hebben op de handels en de betalingsbalans.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Als Chinese investeerders hun geld op de Nederlandse bank zetten
A
stijgt de wisselkoers van de Euro
B
Daalt de wisselkoers van de Euro
Slide 21 - Quiz
Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
Slide 22 - Quiz
Bij welke voorbeelden van transacties op de betalingsbalans is sprake van een aanbod van dollars?
A
VS importeren goederen uit Europa
B
Europeanen beleggen in de VS
C
Europese toeristen bezoeken de VS
D
Mensen uit de VS die werken in Nederland.
Slide 23 - Quiz
Aan de ontvangstenkant van de Europese betalingsbalans worden euro’s
A
gevraagd
B
aangeboden
Slide 24 - Quiz
Stel: de vraag naar euro’s is $ 13 miljard, het aanbod $ 10 miljard. Er is dus sprake van een vraagoverschot. Als gevolg van dit overschot...
A
stijgt de wisselkoers en worden producten goedkoper.
B
daalt de wisselkoers en worden producten goedkoper.
C
stijgt de wisselkoers en worden producten duurder.
D
daalt de wisselkoers en worden producten duurder.
Slide 25 - Quiz
Als de wisselkoers daalt..
A
daalt de export van dat land.
B
stijgt de export van dat land.
Slide 26 - Quiz
Een flexibele wisselkoers brengt de betalingsbalans in evenwicht. Als er namelijk een tekort is op de betalingsbalans, is het aanbod van de munt ? dan de vraag naar de munt. Hierdoor daalt de wisselkoers, neemt de export weer toe en daalt de import.
A
kleiner
B
groter
Slide 27 - Quiz
Europese bedrijven die naar de Verenigde Staten exporteren ondervinden gevolgen van de koersstijging van de euro. Die bedrijven zullen ? exporteren doordat Europese producten in de Verenigde Staten ? worden.
A
minder / duurder
B
meer / duurder
C
minder / goedkoper
D
meer / goedkoper
Slide 28 - Quiz
Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je hoe vaste en flexibele wisselkoersen werken, de invloed die deze hebben op de handel en de betalingsbalans.