herhaling vzv bwb

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1
- Woordenschat: vergelijking
- Grammatica: voorzetselvoorwerp / pers. en bez. voornaamwoord
- Spelling: leestekens/gebiedende wijs
Hoofdstuk 2
- Woordenschat: metafoor en personificatie
- Grammatica: naamw. gezegde / koppelwerkwoord / hulpwerkwoord
- Spelling: leenwoorden / Engelse werkwoorden

Periode 1 toets 1:
11 oktober!
Hoe verder de komende periode?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Hoe zat het ook al weer met VZV en BWB?
Voorzetselvoorwerp:
  • Begint altijd met een voorzetsel
  • Dat voorzetsel is een vast voorzetsel (het hoort bij een werkwoord en kan dus niet vervangen worden)
  • Het voorzetselvoorwerp is figuurlijk (dus niet letterlijk)
Bijwoordelijke bepaling:
Tijd, plaats, enz. Geeft antwoord op vragen: hoe, waarom, wanneer, hoelang, waarheen)


Slide 5 - Slide

Verschil bwb en vzv

Slide 6 - Slide

Even oefenen:
Op het plein geeft Jan zijn vriend een appel.

Mees doet vandaag een dansje voor de klas.

Gisteren heeft de docent in het lokaal op de leerlingen gewacht.


Slide 7 - Slide

Even oefenen:

Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje

Slide 8 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 1: 

Slide 9 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 1:  pv

Slide 10 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 1:  pv

              pv
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Slide 11 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 2:  ?

              pv
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Slide 12 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 2:  zinsdeelstrepen

              pv
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 13 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 3:  ?

              pv
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 14 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 3:  wg of ng?

              pv
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 15 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 3:  wg

               wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 16 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 4:  ?

               wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 17 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 4:  onderwerp (o) =  wie/wat + gezegde

    o          wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 18 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 5:  ?

    o          wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 19 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 5:  lv =  wie/wat + wg + o

    o          wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 20 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 6:  ?

    o          wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 21 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 6:  mv

    o          wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 22 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 7:  ?

    o          wg
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 23 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 7:  vzv (vast voorzetsel en figuurlijk)

    o          wg                                         vzv
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 24 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 8:  ?

    o          wg                                         vzv
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 25 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 8:  bwb: tijd, plaats, enz.  (geeft antwoord op vragen: hoe, waarom, wanneer, hoelang, waarheen)

    o          wg                                         vzv
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.

Slide 26 - Slide

Even oefenen:
Onno zorgt deze week voor zijn buurmeisje.

Stap 8:  bwb: tijd, plaats, enz.  (geeft antwoord op vragen: hoe, waarom, wanneer, hoelang, waarheen)

    o          wg           bwb                      vzv
Onno | zorgt| deze week | voor zijn buurmeisje.
Stappen
1. Persoonsvorm
2. Zinsdeelstrepen
3. Gezegde werkwoordelijk of naamwoordelijk
4. Onderwerp
5. Lijdend voorwerp
6. Meewerkend voorwerp
7. Voorzetselvoorwerp
8. Bijwoordelijke bepaling 

Slide 27 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp?

Ik verlang al maanden naar de skivakantie

Slide 28 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp?

Ik verlang al maanden naar de skivakantie

verlangen naar = vast vz

Slide 29 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp?

De genodigden stonden voor een dichte deur.

geen vzv!
Voor wordt letterlijk gebruikt en je kunt het vervangen. 
Je staat letterlijk voor een dichte deur en je kunt ook naast een dichte deur staan, of achter

Slide 30 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp?

De genodigden stonden voor een dichte deur.

geen vzv!
Voor wordt letterlijk gebruikt en je kunt het vervangen. 'voor een gesloten deur'= bwb

Slide 31 - Slide

vzv of bwb?
Op een dag ...

... op de fiets.

.... voor zijn hond staan

... voor zijn hond zorgen.



Slide 32 - Slide

vzv of bwb?
Op een dag ...                       vzv (figuurlijk)         vast vz


... op de fiets.                        bwb (letterlijk)        op, naast, voor, enz.  


.... voor zijn hond staan      bwb (letterlijk)        achter, naast, voor, enz.         
... voor zijn hond zorgen.    vzv (figuurlijk)         vast vz               

Slide 33 - Slide