Jaar2 Les1_Wederkerend voornaamwoord_herhaling_pv_ow_lv

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm (PV)
1) Maak een vraagzin. De pv komt vooraan.
2) Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de pv.
3) Verander het getal van de zin. Het werkwoord dat verandert is de pv.

Moet de hobbit Frodo in Lord of the Rings een ring vernietigen?

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Hoe vaak kijk jij naar Netflix?

Slide 3 - Open question

Mijn ouders zouden graag willen dat de scholen weer opengaan.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 4 - Open question

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?
1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

Moet de hobbit Frodo in Lord of the Rings een ring vernietigen?


Slide 5 - Slide

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 6 - Open question

Lijdend voorwerp (LV)
Noteer onderwerp en gezegde.
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel (achter, in, op)!

Moet de hobbit Frodo in Lord of the Rings een ring vernietigen?

Slide 7 - Slide

Welke opgaven moeten we maken?​
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 8 - Quiz

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 9 - Quiz

Welke zin is geen correct Nederlands?
A
Zij bemoeit zich altijd met de ruzies van anderen.
B
Zij bemoeit haar zus altijd met de ruzies van anderen.
C
Kleedt meneer Haaksma zich extra netjes aan op zondagmorgen?
D
Kleedt meneer Haaksma zijn kinderen extra netjes aan op zondagmorgen?

Slide 10 - Quiz

Terug naar de les

Slide 11 - Slide

persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 12 - Drag question

Lesdoel 

Slide 13 - Slide

Test
De 

Slide 14 - Slide

Test
timer
1:00

Slide 15 - Open question

Antwoord:

test






Slide 16 - Slide

Wat ga je doen?
1. Opdracht ... (blz ..)
2. Ben je klaar? Ga ...  
3. Maak 


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Waar denk jij dat deze tekst over gaat?

Slide 20 - Open question

Wat is het onderwerp van de tekst?

Tip: Kijk naar de titel, illustraties, tussenkopjes en anders gedrukte woorden.
Je leest de eerste alinea. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 21 - Mind map

Lees de hele tekst nauwkeurig
Onderstreep moeilijke woorden!

Slide 22 - Slide

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 23 - Slide

We gaan oefenen....

Wat ga je doen of wat neem je mee?

  • Oefenen met ...
  • Oefenen aan..

Slide 24 - Slide