Making Questions Present Simple + Past Simple

Making Questions 
Present Simple + Past Simple
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Making Questions 
Present Simple + Past Simple

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
 kan je vragend zinnen maken in de present simple and in de past simple

Slide 2 - Slide

Hoe maak je een vragend zin in de Present Simple?
Do/Does + onderwerp + hele werkwoord


Do I/you/we/they + werkwoord
Do I go? Do you run? Do we think? Do they come?
Does + he/she/it + werkwoord
Does he go? Does she fly? Does it work?

Slide 3 - Slide

Do/Does + Hele werkwoord
He/she/it
shit-rule
Stam= kortste vorm van werkwoord
NIET waits, maar  wait
NIET sits, maar sit
NIET likes, maar like

Slide 4 - Slide

Uitzondering
Er zijn drie werkwoorden die je gewoon vooraan in de zin mag zetten bij het maken van vragen:
- To be (am, is, are)
- Can
- Have/Has

He can speak English -> Can he speak English?

Slide 5 - Slide

Questions (vragen)
... Kevin ... in the kitchen?
A
Do/cooks
B
Does/cook
C
Does/cooks
D
Do/cook

Slide 6 - Quiz

Questions (vragen)
... you ... your teacher?
A
Do/like
B
Does/likes
C
Do/likes
D
Does/like

Slide 7 - Quiz

Questions (vragen)
... he ... a lot?
A
Does/studies
B
Do/study
C
Does/study
D
Do/studies

Slide 8 - Quiz

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
she / play / tennis / ?

Slide 9 - Open question

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
I / am / 23 years old / ?

Slide 10 - Open question

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
I / can / speak / German / ?

Slide 11 - Open question

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
I / like / maths / ?

Slide 12 - Open question

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
they / go / to the same school / ?

Slide 13 - Open question

En nu.. hoe maak je een vraag in de past simple?

Did + onderwerp + hele werkwoord (kortste vorm van werkwoord)

Examples: Did you go there? Did he like it? Did they find the way? Did she do her homework?

Slide 14 - Slide

Did + hele werkwoord 
Stam= kortste vorm van werkwoord
NIET waits, maar wait
NIET sits, maar sit
NIET likes, maar like

Slide 15 - Slide

Maak hier een vraag van:
I went to school.
A
Did I go to school?
B
Did I went to school?

Slide 16 - Quiz

Maak hier een vraag van:
They walked home.
A
Did they walked home?
B
Did they walk home?

Slide 17 - Quiz

Maak hier een vraag van:
She told a story.
A
Did she tell a story?
B
Did she told a story?

Slide 18 - Quiz

Maak hier een vraag van:
I liked that band.
A
Did I liked that band?
B
Did I like that band?

Slide 19 - Quiz

Maak hier een vraag van:
You slept for an hour.
A
Did you sleep for an hour?
B
Did you slept for an hour?

Slide 20 - Quiz

Maak hier een vraag van:
He lived in Rotterdam.
A
Did he lived in Rotterdam?
B
Did he live in Rotterdam?

Slide 21 - Quiz

Tijdens het oefenen
1. Kijk eerst als er een vorm van to be, can, have got in de zin staat. 
2. Staat het niet? 
3. Present Simple -> Do/Does
4. Past Simple -> Did (let op onregelmatige werkwoorden!!)

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link