H1. Révision pour le test

Le cours de français
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Le cours de français

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
- Répeter bron D: lidwoorden
- Répeter bron H: persoonlijk voornaamwoord + 
werkwoord avoir
- Quiz de vocabulaire, phrases-clés & nombres
- Terminer

BUT DU COURS: je bent helemaal klaar voor de toets!

Slide 2 - Slide

Répéter la grammaire D
Het zelfstandig naamwoord is in het Frans altijd mannelijk of vrouwelijk. Het lidwoord is daarom ook mannelijk of vrouwelijk. De of het vertaal je als:

Le stylo :                Le is mannelijk :             De pen
La France :            La is vrouwelijk :            Het Frankrijk
Les vacances :    Les is meervoud :         De vakantie

Wanneer een zelfst. naamwoord eindigt op een -s, is het altijd meervoud

Slide 3 - Slide

Lidwoorden: de / het
Voor een klinker (a, e, i, o, u) of een h die je niet hoort, veranderen le en la in l'.
De vriend = l'ami
Het hotel = l'hôtel

Slide 4 - Slide

Lidwoord: een
Het lidwoord een vertaal je met un en une.

Le frère = Un frère
La soeur = Une soeur

Un is dus mannelijk
Une is dus vrouwelijk

Hoe zeg je een meisje? : Le chat = .... chat

Slide 5 - Slide

Invuloefening
Un chat = .............. chat.
La soeur = ............. soeur.

De broers = ...........

Slide 6 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik                           Je / j'
Jij                          Tu
Hij                         Il
Zij                         Elle
Wij                        On / Nous
Jullie / u             Vous
Zij                         Ils / elles

Slide 7 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
Wat is het verschil tussen on en nous?
Wanneer gebruik je j' ?
Wanneer gebruik je ils en wanneer gebruik je elles ?

Slide 8 - Slide

Het werkwoord avoir

In het NL
Ik heb
Jij hebt
Hij, zij, men heeft
Wij hebben
Jullie, u hebben
Zij hebben
Het werkwoord avoir

In het FR
J'ai
Tu as
Il/ elle/ on a
Nous avons
Vous avez
Ils/ elles ont

Slide 9 - Slide

Invuloefening

Ik heb ............... un petit frère.
U heeft .................. un Iphone?
Wij hebben ....................... douze ans.
Jij hebt ................... une soeur.
Manon et Emma, zij hebben .................. le même jeans.

Slide 10 - Slide

Corriger bron F + H
les exercices 24a, 24b, 25b, 26a, 31cde, 32, 33.

De rest van de antwoorden van H1 staan op de ELO!

Slide 11 - Slide

3 min pauze....
Pak in de tussentijd ton portable

Slide 12 - Slide

quelque chose
A
iets
B
in
C
veel
D
dan

Slide 13 - Quiz

de tuin
A
la photo
B
la mère
C
le jardin
D
le prix

Slide 14 - Quiz

vraiment
A
echt
B
met
C
altijd
D
vaak

Slide 15 - Quiz

de oom
A
la tante
B
l'oncle
C
le oncle
D
les oncles

Slide 16 - Quiz

fou
A
grappig
B
leuk
C
mooi
D
gek

Slide 17 - Quiz

niet te danken
A
merci
B
de rein
C
de rien
D
d'rien

Slide 18 - Quiz

Wat antwoord je in het Frans op de vraag: Et toi, tu as quel âge?

Slide 19 - Open question

Schrijf het volgende telefoonnummer uit in het Frans: 06-17042015

Slide 20 - Open question

Terminer
Zijn er nog vragen voor de toets van vrijdag?

Als het goed is kun je ook inloggen op Grandes Lignes online! Je kunt met de optie slim stampen woordjes, zinnen en grammatica oefenen. Via Leermiddelen --> Licenties kun je naar de website toe gaan. Je mag ook eventueel in het lokaal blijven als je het met mij samen wilt uittesten.

Slide 21 - Slide