jaar 1 - week 2 - aantekeningen - hoofdletters - leestekens

Programma week 2, les 1
- Aantekeningen maken
- Hoofdletters en leestekens
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Programma week 2, les 1
- Aantekeningen maken
- Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Slide

Aantekeningen maken
Huiswerk was opdracht 3: aantekeningen maken
In break out rooms uitgewerkte tekst met elkaar vergelijken:
- Staan alle hoofdzaken erin
- Wat is handig genoteerd?
- Begrijp je de tekst, ook als je het fragment niet hebt gehoord?
Verbeter de tekst aan de hand van de feedback
Je hebt hier 15 minuten de tijd voor

Slide 2 - Slide

Tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 3 - Slide

Waarom is de tekst die je net gezien hebt fout?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Schrijf de woorden over. Gebruik hoofdletters waar dat moet

Slide 6 - Slide

kerstboom, slowakije, mevrouw teeuwen, limburgse vlaai, de tweede wereldoorlog

Slide 7 - Open question

moederdagcadeau
A
wel een hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 8 - Quiz

Hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 9 - Quiz

Hoofdletter?
A
Maandag
B
maandag

Slide 10 - Quiz

ijstijd
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 11 - Quiz

Hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 12 - Quiz

echte franse kaas is in zuid-duitsland niet te krijgen.
A
2 hoofdletter
B
3 hoofdletters
C
4 hoofdletters
D
5 hoofdletters

Slide 13 - Quiz

  • Huiswerk volgende les








  • Leren 5.2 leestekens, blz 202
  • Maak opdracht 1-5 van blz.203-204
  • Leren tekens bij woorden, blz 205
  • Maken  opdracht 1 tot en met 6 van blz 206 - 207

Slide 14 - Slide

Programma week 2, les 2
- Herhaling hoofdletters
- Leestekens
- Herhaling werkwoordspelling

Slide 15 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters?
Noem 3 regels

Slide 16 - Mind map

Schrijf de woorden die ik noem correct op

Slide 17 - Open question

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 20 - Open question

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met potloden aangeven

Slide 21 - Open question

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 22 - Quiz

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 23 - Open question

Tekens bij woorden
  • Apostrof '
  • Tremä
  • Accènt
  • Weglatings- 

Slide 24 - Slide

Apostrof
Wanneer gebruik je de Apostrof:

Bij meervoud na a, o, i, u, y. 
  • vb.: gamba’s, auto’s, taxi’s, menu’s, baby’tje.
Om bezit aan te geven na een s-klank (-s, -x, -z). 
  • vb.: Johnny’s verslag, Jos’ scooter, Trix’ rugzak
    .
Bij weglating, bij afkortingen, cijfer- en letterwoord.
  • vb.: ’s avonds, ’s-Hertogenbosch (’s = des) mbo’er, A4’tje, sms’en

Slide 25 - Slide

Heb je een apostrof nodig in 'Bas zusje'?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Kies de juiste spelling: met of zonder apostrof.
A
cadeau's
B
cadeaus

Slide 27 - Quiz

Trema
Wanneer gebruik je een trema: 
  • Om aan te geven dat je de letter apart uitspreekt.
vb.: Roemenie, justitiele, kopieren
                                 Roemenië, justitiële, kopiëren

Slide 28 - Slide

Trema?
Welke vorm is onjuist?
A
kopiëren
B
geïllustreerd
C
Groot-Brittannië
D
gefinanciërd

Slide 29 - Quiz

Accent
Wanneer gebruik je een accent:
Om aan te geven of je de klank lang of kort uitspreekt.
  • vb.: café, première, enquête
    .
Om klemtoon aan te geven. Het accent wijst altijd naar rechts.
  • vb.: Doén we! Je krijgt nog één kans.

Slide 30 - Slide

weglatingsstreepje
Je gebruikt het weglatingsstreepje om aan te geven dat je een deel van een woord weg laat.
  • voordelen en nadelen           voor- en nadelen.
  • Primaire arbeidsvoorwaarden en secundaire arbeidsvoorwaarden               primaire- en secundaire arbeidsvoorwaarden. 


Slide 31 - Slide

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
in voor- en tegenspoed
B
bestuurs- en strafrecht
C
in voorspoed en tegen-
D
straf- en bestuursrecht

Slide 32 - Quiz

Huiswerk volgende week
Herhalen grammatica en spelling; hoofdstukken 1 tot en met 4:
- woordsoorten
- zinsdelen en zinnen
- werkwoordspelling
- spellingsregels

Slide 33 - Slide

Welk onderdeel vinden jullie moeilijk en wil je extra uitleg over?

Slide 34 - Mind map

Afsluiting van de les
- Hoofdletters en interpunctie regels geleerd en toegepast
- Essentieel voor het schrijven van een goede, foutloze tekst
- Onderdeel van de toets 'schrijven''

Heb je het idee dat je het nog niet (voldoende) beheerst? -> extra leren en oefenen!

Slide 35 - Slide