Week 38 2 HAVO

Maandag 14 september

  • Ga rustig op je plek zitten
  • Telefoon uit het zicht
  • Pak je boeken
  • Check of de wifi werkt
  • Log alvast in met de code linkonder
  • Doe dit alles in rust!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Maandag 14 september

  • Ga rustig op je plek zitten
  • Telefoon uit het zicht
  • Pak je boeken
  • Check of de wifi werkt
  • Log alvast in met de code linkonder
  • Doe dit alles in rust!

Slide 1 - Slide

Programm

Schritt 3
Hören
Fragewörter
Redemittel



Slide 2 - Slide

Schritt 3 Die Neue in der Klasse
Gespräche führen A1
Lernziel: du kannst dich und andere vorstellen und einfache Gruß- und Abschiedsformeln gebrauchen.

Slide 3 - Slide

Hören und Sprechen Seite 19
Aufgabe 1
A-> Hör dir das Gespräch an und lies mit
B-> Führ ein Gespräch mit deinem Nachbarn

  • Gebruik bij opdracht B de zinnen uit het gesprekje
  • Denk ook aan de zinnen die je gebruikte bij je poster
timer
6:00

Slide 4 - Slide

Fragewörter

Slide 5 - Slide

Lernziel
Aan het eind van de les kan je:
-de vraagwoorden benoemen
-kan je deze goed in een zin plaatsen
-weet je de betekenis van de vraagwoorden

Slide 6 - Slide

Wer?
Was?
Wie?
Wie viel(e)?
Wann?
Wo?
Wohin?
Woher?
Warum?
Welche?

Wie?                 
Wat?
Hoe?
Hoeveel?
Wanneer?
Waar?
Waarheen?
Waarvandaan?
Waarom?
Welke?


Slide 7 - Slide

Bestudeer deze 2 min!
Wer?
Was?
Wie?
Wie viel(e)?
Wann?
Wo?
Wohin?
Woher?
Warum?
Welche?


Wie?                  
Wat?
Hoe?
Hoeveel?
Wanneer?
Waar?
Waarheen?
Waarvandaan?
Waarom?
Welke?


timer
2:00

Slide 8 - Slide

Hast du alles gut gelernt?
macht die nächste Aufgabe

Slide 9 - Slide

Wat?
Wie?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarheen?
Welke?
Hoeveel?
Waarvandaan?
Hoe?
Was?
Wer?
Wo?
Wann?
Warum?
Wohin?
Welche?
Wie viel (e)
Woher?
Wie?

Slide 10 - Drag question

Beantwortet die Fragen

Slide 11 - Slide

..... alt ist deine Schwester?
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 12 - Quiz

..... Brüder hast du?
A
Wann?
B
Wie viele?
C
Warum?
D
Was?

Slide 13 - Quiz

..... alt bist du?
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wann?

Slide 14 - Quiz

..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.
A
Wie?
B
Was?
C
Wann?
D
Wer?

Slide 15 - Quiz

..... kommt er? Er kommt aus Stuttgart.
A
Warum?
B
Welche?
C
Wo?
D
Woher?

Slide 16 - Quiz

Redemittel S. 20
Het is fijn om wat woorden te kennen, maar praten gaat het makkelijkst in zinnen.

Bekijk de Redemittel en lees/luister mee

Slide 17 - Slide

Sprechen
In een volle klas spreekvaardigheid is leuk, maar zonder regels wordt het een zooitje.
  • Praat zacht op een rustig tempo
  • Blijf de opdracht volgen
  • Hardop lachen en schreeuwen werkt niet
  • Werk bij samenwerken ook samen

Slide 18 - Slide

Sprechen Redemittel S. 20
  • Maak tweetallen
  • Jongste leerling is Schüler 1
  • Gebruik de Redemittel om het gesprekje te doen
  • Bereid je gesprekje in je schrift voor
  • Oefen om en om het gesprekje
timer
6:00

Slide 19 - Slide

Aufgaben/Hausaufgaben
Maken Schritt 3
  • Aufgabe 2, Aufgabe 4, Aufgabe 5
  • Gebruik de QR-codes om de luisteropdrachten te doen


    Leren voor volgende week
    • Vokabeln Schritt 2 (blauwe blok bij Auf. 3 op blz. 16)
    • Fragewörter Schritt 3 (blauwe blok bij Auf. 2 op blz. 20)


    Slide 20 - Slide

    Vrijdag 18 september

    • Ga rustig op je plek zitten
    • Telefoon uit het zicht
    • Pak je boeken
    • Check of de wifi werkt
    • Log alvast in met de code linkonder
    • Doe dit alles in rust!

    Slide 21 - Slide

    Programm

    Rückblick
    Kontrolle Aufgaben
    Lernziel heute
    Hören
    Aussprache



    Slide 22 - Slide

    Rückblick

    Was machten wir letztes Mal?
    • welche Themen haben wir besprochen?
    • welche Übungen haben wir gemacht?



    Slide 23 - Slide

    Fragewörter

    Slide 24 - Slide

    Wer?
    Was?
    Wie?
    Wie viel(e)?
    Wann?
    Wo?
    Wohin?
    Woher?
    Warum?
    Welche?

    Wie?                 
    Wat?
    Hoe?
    Hoeveel?
    Wanneer?
    Waar?
    Waarheen?
    Waarvandaan?
    Waarom?
    Welke?


    Slide 25 - Slide

    Wat?
    Wie?
    Waar?
    Wanneer?
    Waarom?
    Waarheen?
    Welke?
    Hoeveel?
    Waarvandaan?
    Hoe?
    Was?
    Wer?
    Wo?
    Wann?
    Warum?
    Wohin?
    Welche?
    Wie viel (e)
    Woher?
    Wie?

    Slide 26 - Drag question

    ..... Brüder hast du?
    A
    Wann?
    B
    Wie viele?
    C
    Warum?
    D
    Was?

    Slide 27 - Quiz

    ..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.
    A
    Wie?
    B
    Was?
    C
    Wann?
    D
    Wer?

    Slide 28 - Quiz

    ..... kommt er? Er kommt aus Stuttgart.
    A
    Warum?
    B
    Welche?
    C
    Wo?
    D
    Woher?

    Slide 29 - Quiz

    Kontrolle Aufgaben ab Seite 20
    Aufgabe 2 
    Aufgabe 4
    Aufgabe 5

    Slide 30 - Slide

    Slide 31 - Slide

    Slide 32 - Slide

    Slide 33 - Slide

    Schritt 4. Guten Appetit!
    Lernziel Hören A1 : du kannst kurze Fragen und Aufträge verstehen. Du kannst einfachen, kurzen Anweisungen folgen

    Aussprache
    • Umlaut
    • Vokale
    • ß

    Slide 34 - Slide

    Umlaut
    • Puntjes komen alleen voor op de A U O, alle klinkers van het woord auto.
    • Zorgt ervoor dat een klinker een andere klank krijgt
    • Kan zelfs de betekenis van een woord veranderen
    • Trema is iets heel anders (geeft begin lettergreep aan)
    • Trema kennen ze in het Duits niet (kan alleen op de ï en ë)

    Slide 35 - Slide

    Umlaut (omklank)
    Betekenis van een woord kan veranderen

    schon - schön
    Mutter - Mütter
    ich hatte - ich hätte
    Uitspraak
    ä = ee
    ü = uu
    ö = eu
    äu = oi

    Slide 36 - Slide

    Vokale (klinkers)
    a
    a of aa
    Ball, Staat
    e
    e of ee
    Bett, Beet
    i
    ie
    Kilo, Ventil
    o
    o of oo
    Ton, Koffer
    u
    oe
    Du, Nummer
    y
    uu
    Typ
    Let op
    u = oe
    ü = uu

    Slide 37 - Slide

    ß
    Is geen B, maar spreek je uit als een S
    Je kan deze op je computer vinden door bijv. de rechter ALT+s

    Het is wel anders dan een dubbele s. 

    Klasse vs Straße
    • hoor je het verschil?

    Slide 38 - Slide

    Hören ab Seite 23
    Machen wir zusammen
    Aufgabe 1
    Aufgabe 3
    Aufgabe 5
    Aufgabe Stempeln

    Slide 39 - Slide

    Aufgaben
    Schritt 4 
    Aufgabe 6 S. 25
    Schritt 5
    Aufgabe 1 B vul de rol B in S. 27/28
    Aufgabe 3 (gebruik de regels voor hoofdletters) S. 29

    timer
    10:00

    Slide 40 - Slide