This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoofd- en bijzaken
NN7 - Meer dan lezen §5 - 2V
Slide 1 - Slide
Wat je gaat leren
Je leert hoofdzaken en bijzaken onderscheiden in de tekst.
Slide 2 - Slide
We lezen na de uitleg tekst 1 met elkaar. Je hebt dus behalve je laptop ook je lesboek nodig plus een pen.
Slide 3 - Slide
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken.
Wat minder belangrijk is, zoals een anekdote, een toelichting (voorbeeld) of een vergelijking, zijn de bijzaken.
De hoofdzaken van een tekst vind je vaak
op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding
en het slot van een tekst en het begin of
het einde van een alinea.
Zet het maar uit je hoofd-zaak
Slide 4 - Slide
De zin die de hoofdzaak van een alinea bevat, is de kernzin. Dat is meestal de eerste zin en soms de laatste.
Ook de tweede zin is weleens de kernzin. In dat geval is de eerste zin een inleidende zin en/of geeft hij het verband met de vorige alinea(’s) aan.
Soms heeft een alinea geen kernzin. Je moet de hoofdzaak dan zelf bepalen.
Slide 5 - Slide
Als je een tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een samenvatting zetten of in een schema.
Slide 6 - Slide
Zo maak je een samenvatting van een tekst
Lees de tekst precies.
Onderstreep tijdens het lezen de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen. Kijk ook goed naar opvallend gedrukte woorden en signaalwoorden die een tekstverband aangeven.
Neem de kernzinnen en andere hoofdzaken over. Maak er een samenhangende tekst van door verbanden te leggen en die aan te geven met signaalwoorden.
Slide 7 - Slide
Zo maak je een schema van een tekst
Lees de tekst goed door.
Onderstreep tijdens het lezen de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen. Kijk ook goed naar opvallend gedrukte woorden en signaalwoorden die een tekstverband aangeven.
Noteer tijdens het lezen de belangrijkste informatie uit de tekst. Geef opsommende verbanden aan met nummers (1, 2, 3), dots (•) of streepjes (–); gebruik pijltjes voor oorzaak-gevolg (→) en tegenstelling (↔).
Slide 8 - Slide
We lezen straks tekst 1. Om de tekst goed te kunnen begrijpen, moet je weten wat de cursief gedrukte woorden betekenen. Sleep op de volgende dia de woorden naar de juiste zin.
1. De schrijver verbeterde naar eigen zeggen zijn verhaal, maar het waren zulke .............. veranderingen dat de uitgeverij niet akkoord ging.
2. Toen de leraar Jeffrey vertelde wat hij in zes weken allemaal moest doen voor het vak geschiedenis, raakte de jongen ........ overbelast.
3. Wanneer onze hond iemand niet kent, is hij eerst altijd een beetje ......
4. Tijdens het microscopisch onderzoek moesten we eerst data verzamelen en vervolgens onze ...... noteren.
5. Vorige week werd, tijdens de opening van het zwembad, de glijbaan in het peuterbad ......
6. Een leugentje om bestwil mag natuurlijk wel, maar in een ..... is dat uit den boze.
subtiele
cognitief
wantrouwig
bevindingen
onthuld
justitiële context
Slide 10 - Drag question
Onderstaande zes woorden staan ook onderstreept in tekst 1. Om de tekst goed te kunnen begrijpen, moet je weten wat ze betekenen. Maak de juiste combinaties.