Lezen H2: nakijken opdr. 4/5/6 (H1), herhalen theorie + maken opdr. 8

Lezen H2:
- theorie herhalen
- examentekst oefenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen H2:
- theorie herhalen
- examentekst oefenen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Lezen H2:
- Je weet welke begrippen je moet kennen voor een examentekst.
- Je weet hoe je een examentekst moet aanpakken.

Slide 2 - Slide

Nakijkronde
- Bespreken Verruim je blik, leer je buren kennen.
- Kijk individueel opdracht 4, 5 en 6 (Lezen H1)



timer
10:00

Slide 3 - Slide

Placemat
Schrijf de antwoorden in je eigen vak:
a Hoeveel mensen wonen er ongeveer in jouw straat?
b Wat is er in jouw straat te vinden (winkels, restaurant etc.)?
c Stel je voor: je mag je straat een jaar lang niet verlaten. Wat zou je nog wel kunnen doen en wat niet? Is het mogelijk of onmogelijk om een jaar lang in je straat te blijven?
1
2
3
4
timer
7:50

Slide 4 - Slide

Placemat
Bespreek de antwoorden en schrijf de uitkomst in het midden van de placemat:
a Wat zouden de vier grootste problemen zijn als jullie een jaar lang de straat niet uit zouden mogen?
b Hoe zou jij die problemen oplossen (bedenk samen een oplossing)?
c Is het mogelijk of onmogelijk om een jaar lang in je eigen straat te blijven?
1
2
3
4
timer
7:50

Slide 5 - Slide

Lezen tekst 1 (blz. 20-21)
Verruim je blik, leer je buren kennen
- Zet een - (of markeer rood) voor de zinnen die met een probleem of iets negatiefs te maken hebben.
- Zet een + (of markeer groen) voor de zinnen die met een oplossing of iets positiefs te maken hebben.

Slide 6 - Slide

Begrippen leesvaardigheid
Tekstdoelen:
Drie delen van een tekst:
Onderwerp:
Hoofdgedachte:
Deelonderwerp:

Slide 7 - Slide

We kennen drie manieren van lezen:
oriënterend, grondig en zoekend lezen.
Neem de manieren over en leg ze kort uit.

Slide 8 - Open question

Manieren van lezen
1 Oriënterend lezen: tekst verkennen
2 Grondig lezen: je wilt de tekst begrijpen en leest hem aandachtig door
3 Zoekend lezen: je zoekt gericht naar informatie die je nodig hebt

Slide 9 - Slide

Welke tekstdoelen
kennen wij?

Slide 10 - Mind map

Tekstdoelen
1 Informeren: informatie geven / iets nieuws vertellen
2 Uitleggen: de schrijver wil uitleg of een instructie geven
3 Mening weergeven / laten vormen: de schrijver geeft verschillende meningen (beschouwing)
4 Overtuigen: de schrijver wil anderen van zijn/haar mening overtuigen / waarschuwen
5 Amuseren: vermaken
6 Activeren / aansporen / overhalen: de schrijver wil de lezer tot handelen overhalen

Slide 11 - Slide

Uit welke drie delen bestaat een tekst?

Slide 12 - Open question

Opbouw van een tekst
1 Inleiding
2 Middenstuk / kern
3 Slot 

Slide 13 - Slide

Manieren van inleiden
Inleiding
- onderwerp van de tekst noemen
- een vraag stellen over het onderwerp
- een probleem noemen
- anekdote (= kort grappig verhaaltje)
- een persoonlijke ervaring vertellen
- de aanleiding van het schrijven noemen

Slide 14 - Slide

Manieren van afsluiten
Slot
- een samenvatting geven
- een conclusie trekken
- antwoord geven op een belangrijke vraag
- de oplossing van een probleem geven
- een advies geven of oproep doen

Wat is het verschil?

Slide 15 - Slide

Andere belangrijke begrippen
- Onderwerp: zo kort mogelijk de tekst samenvatten (één woord of een paar woorden)
- Hoofdgedachte: de tekst samenvatten in één zin (markeer de belangrijkste zinnen en vorm die samen tot één zin)
- Titel: naam van de tekst
- Tussenkopjes: minititels boven alinea's
- Deelonderwerp: onderwerp van een deel van de tekst

Slide 16 - Slide

Hoe pak je een examentekst aan?
Stap 1: lees de tekst oriënterend door (titel, bron + voorspellen)
Stap 2: lees de eerste alinea
Stap 3: lees de eerste vraag bij de tekst en het gedeelte van de tekst dat hierover gaat

- lees de tekst helemaal door
- lees de tekst bij de vragen

Slide 17 - Slide

Soorten vragen examentekst
1 Meerkeuzevragen: 
- Dek alle antwoorden af en bedenk zelf een antwoord - kies het meest passende antwoord.
- Zoek in elk antwoord het kernwoord en ga na of je dat herkent in het deel van de tekst waar de vraag over gaat.
2 Citeervraag
Neem een zin of een deel van de zin over (citeren of letterlijk overnemen met regelnummer).
' Eerste twee woorden..... laatste twee woorden.'  (r. 1)

Slide 18 - Slide

Soorten vragen examentekst
3 Gesloten vragen
Wees duidelijk in je antwoord.
4 Open vragen
Je moet hier zelf het antwoord formuleren. 
Tip: neem zoveel mogelijk woorden uit de tekst over + let op het maximaal aantal woorden

Slide 19 - Slide

Huiswerk
Lezen H2:
- Maken opdracht 8 (blz. 79 - 81)



Slide 20 - Slide