Kap. 2 Grammatik A, B, E

Haben + sein + lidwoorden

Grammatik A, B, E (Kap. 2)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Haben + sein + lidwoorden

Grammatik A, B, E (Kap. 2)

Slide 1 - Slide

Wat leer ik in deze les?
1. Ik ken de werkwoorden haben + sein.
2. Ik weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn 
3 Ik weet wanneer ik der, die of das moet gebruiken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's
Gebruik blz. 77 in je boek!

Slide 4 - Slide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 5 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 6 - Drag question

Haben oder sein?
Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen)!

Slide 7 - Slide

............... er Zeit für mich?

Slide 8 - Open question

Ich ... kein Kaninchen als Haustier.

Slide 9 - Open question

.................. du müde (moe)?

Slide 10 - Open question

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 11 - Open question

Johann, ... du auch einen Hund?

Slide 12 - Open question

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 13 - Open question

Der Junge ... seine Oma schon lange nicht gesehen.

Slide 14 - Open question

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 15 - Open question

Nu nog 2 meerkeuzen vragen...
h

Slide 16 - Slide

Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
wird
C
hat
D
hast

Slide 17 - Quiz

.............. deine Eltern geschieden?
A
hatte
B
ist
C
wird
D
hat

Slide 18 - Quiz

Lidwoorden
de man
de vrouw
het kind
de kinderen
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder (meervoud)
Je leerde dat in het Duits alle zelfstandignaamwoorden met een hoofdletter worden geschreven. (Mann, Frau, Kind)

Slide 19 - Slide

stopwatch
00:00
Noem 5 woorden in het Duits met het
lidwoord 'die'? (vrouwelijk dus...)

Slide 20 - Mind map

Nu nog 2 meerkeuzen vragen...
h

Slide 21 - Slide

Welk woord is mannelijk (der)?
A
Dienstag
B
Kind
C
Schwester
D
Rose

Slide 22 - Quiz

Welk woord is onzijdig (das)?
A
Freundschaft
B
Frau
C
Winter
D
Kaninchen

Slide 23 - Quiz

Tschüss! 

Slide 24 - Slide