8. De baas Probeert controle te krijgen over anderen, wil het voor het zeggen hebben.
9. De klikspaan Vertelt alles aan begeleiding, bemoeit zich met anderen.
10. De pester Plaagt of kleineert groepsgenoten, soms openlijk, soms stiekem.
11. De meeloper Sluit zich aan bij een dominante figuur, zonder eigen mening.
12. Het slachtoffer Vraagt veel aandacht, stelt zich hulpeloos op.
13. De betweter Denkt alles beter te weten, corrigeert anderen vaak.
14. De controleur Wil dat alles gaat zoals hij/zij denkt dat het moet, let op anderen.
15. De uitdager Zet zich af tegen regels of begeleiding, zoekt de confrontatie op.
16. De sfeermaker Zorgt voor gezelligheid, betrekt anderen, sociaal vaardig.
17. De onzichtbare Is er wel, maar mengt zich nauwelijks in het groepsleven.