2 vwo, chapitre 3, voca + vouloir / pouvoir

Het aanwijzend voornaamwoord
Programme
Buts: 
Je kunt blok ABE vertalen (NE-FA)
Je kunt de werkwoorden pouvoir en vouloir in de présent vervoegen. 
Je kunt kledingstukken in het Frans vertalen.
- apprendre avoir, être, faire, aller
- faire: exercice 31+32
- C'est qui?


1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het aanwijzend voornaamwoord
Programme
Buts: 
Je kunt blok ABE vertalen (NE-FA)
Je kunt de werkwoorden pouvoir en vouloir in de présent vervoegen. 
Je kunt kledingstukken in het Frans vertalen.
- apprendre avoir, être, faire, aller
- faire: exercice 31+32
- C'est qui?


Slide 1 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
Apprendre verbes
Apprendre: aller, avoir, être, faire, pouvoir , vouloir
comment: verbuga.eu
temps: présent & passé composé



timer
10:00

Slide 2 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Au travail!
Faire: exercice 31ACD+32AD p. 124+125
Comment: en silence
Attention: 31C is een luisteropdracht, sla die nog even over.
timer
10:00
Eerder klaar?
oefen via verbuga.eu: avoir, être, vouloir en pouvoir in de présent en passé composé

Slide 4 - Slide

1 veux      4 voulons
2 veux     5 voulez
3 veut      6 veulent
Exercice 31a
Exercice 31c
1 Kun je naar de bioscoop vanavond?
2 Wij willen naar de stad gaan.
3 De jongens willen schoenen kopen.
4 Ik kan de bus nemen.
5 Emma wil een nieuwe spijkerbroek passen.
6 Alstublieft, kunnen jullie kiezen?

Exercice 31d
1 peux
2 voulons
3 veulent
4 peux
5 veut
6 pouvez

Slide 5 - Slide

1 voulez
2 peut
3 veux
4 peux
5 veut
6 peux
Exercice 32a
1 voulons
2 veux
3 veut
4 peuvent / veulent
5 voulez

Exercice 32d

Slide 6 - Slide

C'est qui ? 
Vocabulaire
un pull
une robe
un jean
les baskets
un pantalon
les chaussures
il porte des chaussures noires
elle porte une robe bleue

Slide 7 - Slide

C'est qui ? 
Vocabulaire
un t-shirt
un short de bain
une marque
un chapeau
une chemise
un livre
une BD
un jeu

Slide 8 - Slide

les couleurs
les couleurs

Slide 9 - Slide

Qui est-ce?
Iedereen staat achter zijn stoel. Je gaat zitten als de beschrijving niet voor jou klopt.
Ronde 1 doet de docent.
De volgende rondes doet steeds iemand uit de klas

Slide 10 - Slide

Leer de werkwoorden van het stencil in de présent en passé composé.

De werkwoorden die je leert zijn:
avoir, être, faire, aller, pouvoir en vouloir.
Oefenen kan via verbuga




Les devoirs
Lundi, le 15 janvier

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link