test onregelmatige werkwoorden

Welke verledentijdsvorm van
arise
is correct?
A
aroose
B
arose
C
arise
D
arissen
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke verledentijdsvorm van
arise
is correct?
A
aroose
B
arose
C
arise
D
arissen

Slide 1 - Quiz

Wat is de betekenis van
awake ?
A
wakker worden
B
wakker zijn
C
wakker maken
D
wakker

Slide 2 - Quiz

wat is de verleden tijd van
begin?
A
begun
B
begin
C
began
D
begon

Slide 3 - Quiz

Wat betekent het werkwoord:
blow
A
blazen
B
buigen
C
bijten
D
bladeren

Slide 4 - Quiz

Wat is de verleden tijd van
beat ?
A
beaten
B
beats
C
bode
D
beat

Slide 5 - Quiz

Wat is de verleden tijd van

burst
A
burst
B
bursted
C
barst
D
burend

Slide 6 - Quiz

Verleden tijd van catch
A
caught
B
cought
C
catch
D
catched

Slide 7 - Quiz

Betekenis van
break
A
breuken
B
breken
C
broken
D
gebroken

Slide 8 - Quiz

Verleden tijd van come
A
coome
B
cought
C
come
D
came

Slide 9 - Quiz

betekenis van forbid
A
verbieden
B
voorbieden
C
aanbieden
D
gebieden

Slide 10 - Quiz

Verleden tijd van :
freeze
A
forse
B
froze
C
frorse
D
frozen

Slide 11 - Quiz

betekenis van lose
A
verliezen
B
voorliegen
C
verdwalen
D
verliezen

Slide 12 - Quiz

betekenis van grow
A
groeien
B
bloeien

Slide 13 - Quiz

verleden tijd van
hit
A
hit
B
hid
C
hide
D
hidden

Slide 14 - Quiz

verleden tijd van
hold
A
vast
B
klampen
C
houden/vasthouden
D
vasten

Slide 15 - Quiz