Grammar Wordorder

Word order
Plaat en tijd
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Word order
Plaat en tijd

Slide 1 - Slide

Today's goal
Ik ken de woordvolgorde van plaats en tijd in het Engels.

Slide 2 - Slide

What's today's planning?
- instruction
- 3 quiz questions
- making the exercises

Slide 3 - Slide

Plaats en tijd
Een plaatsbepaling moet altijd voor de tijdsbepaling.

        - I helped an old lady at the trainstation yesterday.
        - He won a prize at the tournament last week.

Slide 4 - Slide

Wat moet je doen als je alleen een plaatsbepaling hebt?

Een plaatsbepaling moet achteraan de zin. 
      - He went on holiday to Spain.

Slide 5 - Slide

Wat als je beide bepalingen in 1 zin hebt?

Als je beiden in een zin hebt, moet de tijdsbepaling nog steeds helemaal voor- of achteraan. 
 PVT: plaats voor tijd (P komt voor de T in het alfabet) .

- The cat slept on my bed last night. (PVT: plaats voor tijd) 
- Last night the cat slept on my bed.

Slide 6 - Slide

Hierboven de 2 mogelijkheden.

Slide 7 - Slide

waar hoort
de plaats-
bepaling?

Slide 8 - Mind map

waar hoort
de tijds-
bepaling?

Slide 9 - Mind map

Onthoud dit en je komt al erg ver :)

Wie doet wat waar en wanneer?


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer
I
walk
my dog
in the park
at night 

Slide 12 - Drag question

Put in the correct order:
England - Londen - is - capital - the - of

Slide 13 - Open question

Put in the correct order:
village - small - live - a - I - in

Slide 14 - Open question

You are going to practise yourself.

Do exercise 8 untill 13.
It is also homework.

Slide 15 - Slide


Ik heb het lesdoel van vandaag behaald.
(ik ken de plaats en tijdsbepalingen in het Engels)
A
Ja ik het het doel behaald
B
Ik snap het maar vind het moeilijk
C
Ik snap het niet goed, maar begrijp het een beetje
D
Nee, ik snap er niks van

Slide 16 - Quiz

Homework:

Exercise 8 untill 13.
learn the words from C, D and G on page 50.

Slide 17 - Slide